Dit is, een lange aanloop naar een cijfer dat gebeiteld wordt in de hardste steen. Je hebt er nu al een voorbeeld van hoe je je voelen kunt, omringd door vrienden: een ster, Sirius, heliacaal gerezen juist boven de horizon, het beginpunt van een (Egyptische) periode en, van daar uit, op de aarde je tocht beginnend naar het punt in de tijd, voor jou opgetekend.
Het punt dat je nog niet kent, maar dat al duidelijk aangestipt staat – al weet je niet hoe duidelijk – in de omstandigheden die deze van vandaag zijn. Waaruit dan deze die van ‘het’ punt zullen zijn, ontstaan zullen. Je bent er gerust in, je weet dat het onvermijdelijk is, dat het recht op jou afkomt, zonder omwegen, zonder franjes, zonder mogelijk gezichtsbedrog, en je hebt je armen geopend, je denkt dat je het aan kunt, zelfs al zou het een verrassing zijn.
Dit zijn eens te meer, de gedachten van iemand die waakzaam blijft, die, om te beginnen geroerd is door het licht van de nieuwe dag, die is van de weergalm van de dagen ervoor en die je opsommen kunt, omdat je het neergezet hebt op, en verweven in het tapijt van je geschriften. Uitkijkend naar meer, al weet je wel dat dit ‘meer’, in niets het ‘meer’ van de vorige dagen overtreffen zal, maar een afdruk zijn zal van wat was, vandaag vooral omdat er geen Rilke zal zijn om je af te leiden naar andere sferen.
Hoe je het ook stelt, hoe je je ook wringt in welke vormen ook, de wereld houdt je in zijn greep. De woorden die je vindt om te schrijven zijn woorden uit de hemel neergekomen, de hemel die van de ruimte is en de ruimte die van de dag is, van de stilte van de dag is die je overwelft, zoals een gewelf van een gotische kathedraal je overwelft als je er neer gaat zitten, de blik naar het oosten gericht, naar de bron van al wat je bezielen kan.
Je hoeft van niets overtuigd te worden, je bent overtuiging. Je bent wat is, je bent de binding naar wat komen gaat, en - je zegt het maar open en bloot – niet lang meer dralen moet. Ondertussen is er de verwondering, is er het heilige, of beter het sacrale van de maaltijd van de vriendschap. Alle goede dingen worden besproken bij een maaltijd. Je nam deel aan enkele die deze woorden bekrachtigen, of dit nu hier of daar plaats vond, de bekrachtiging is evenwaardig.
Zo bestaat je en de dagen wentelen over jou, in a hurry, dus niet ‘like lazy cattle moving across the landscape, zoals de dagen wentelden over Mister Chips. Echter, wie leest er James Hilton nog?
Het is duidelijk, als ik schrijf over wat ik achterlaat, ik me zie als van een vroegere generatie, van deze van Jules Verne en van Ernest Claes, van Streuvels en van Felix Timmermans, die mijn jonge jaren waren. Ik wil wel, maar ik kan er niet van los, kan er niet van weg. En hoe wil je dan dat ik me verliezen zou in Claus of Boon, als ik Noteboom heb en de essays van Hertmans, als ik Gilliams heb en T.S.Eliot, als ik de Bijbel heb?
Laat me in mijn doen en laten, laat me in mijn oordeel over wat ik denk kunst te zijn; kunst, schoonheid, die me verheffen kan, me optillen kan tot in de wereld van het transcendente. Waar het goed is te vertoeven omdat je er alle wegen bewandelen kunt, ook deze die van het eeuwige, van het oneindige zijn.
|