Je hoopt elke morgen grote dingen te zullen schrijven, dingen die nog nergens, in een om het even welke taal, geschreven staan. Dingen die in de Bijbel zouden kunnen opgenomen worden, in een aanhangsel van laat ontstane teksten die niet alleen bevestigen al wat de Bijbel al vertelde, maar daarenboven ook voorzichtige professieën zouden kunnen zijn.
Je weet wel dat er weinig aan de Bijbel toe te voegen is en dat het niveau ervan niet te halen is, maar het geeft enkel aan welke soort literatuur je op het oog hebt. En, je weet maar nooit, eens je aan het woord bent kan er van alles komen, je hoeft zelfs - soms - geen inspanning te doen, de woorden komen alsof ze al uitgesproken werden in een tijd ver voor jou, maar nog niet opgevangen en pas deze morgen van vroeg december, van welk jaar ook, tevoorschijn zijn gekomen uit het vale licht dat nog licht moet worden.
Je droomt dit telkens als je neer gaat zitten om vast te stellen achteraf dat nog heel weinig te halen is uit de ruimte rondom jou, een ruimte die vol boeken staat, vol namen van grote heren en dames die je voor waren en nu, wellicht van uit het aura dat ze overhielden, toezien op de man die nu zijn uiterste best doet om hen te evenaren en, er niet zal in slagen, want ook vandaag zal het me niet gegeven zijn grote dingen te vertellen. Ik voel het al, mijn aanloop er naar toe is niet vruchtbaar genoeg geweest, de wil is er wel, de weg is er, maar het bronmateriaal is maar quelconque, is maar zo en zo.
Elke morgen staat je er, overmoedig om te volbrengen waar je denkt voor uitgekozen te zijn, dit heb je jezelf wijs gemaakt, een heel leven al dat je erop teert, dat je je ziet als een uitverkorene om grote dingen te volbrengen en een lang grafschrift, te lang om later ooit nog gelezen te worden, achter te laten.
Nu je aangekomen bent waar je nimmer dacht aan te komen, is er het beeld van iemand die verkeerd heeft geleefd, aandacht heeft gehad, en te veel, voor nutteloze zaken, en hierbij blind is geweest voor het essentiële in het leven.
Zoals het leven een strijd is, zo is het schrijven er een, maar dit laatste, een strijd, een ‘Dasein’ dat we er bij nemen; dat we even goed achterwege zouden kunnen laten, niemand, behalve jijzelf, zou je een verwijt kunnen toesturen, zou kunnen zeggen: man, je hebt niet gedaan wat je te doen stond, je bent niet geslaagd, je pogen is een mislukking geweest, het is te laat nu en vergeefs de moeite, om er nog iets aan te wijzigen.
Zo, zoals de vorige dagen zul je ook vandaag niet achtergelaten hebben wat toegevoegd zou kunnen worden aan een boek zoals de Bijbel; wel kan het gezien als een aanhangsel, aan wat van je leven was, wat van de wereld was die je hier hebt opgebouwd en thans aan het wankelen is, hij valt nog niet, maar hij nadert het punt dat het gebeuren zal.
De sequelen van de griep resterende, I could be very pessimistic by now, but I won’t. Ik ga niet schrijven dat het beter ware er mee op te houden, dat er, aan wat al opgetekend staat, niets meer toe te voegen valt, wel dat ik, schuilend achter een stuk rots uiterst gelukkig was, boven op de top van de Bella Tola, waar ik in mijn droom gisteren was. En ook, dat ik vandaag gelukkig was te hebben geschreven wat hier staat. Beide gelukkige momenten vullen niet alleen elkaar aan, maar waren beide noodzakelijk want het ene zou niet geweest zijn ware het andere er niet. Het zijn dergelijke zaken waarin ik me, in de dagen van nu, wentel en keer om te zijn wie ik ben en vooral te schrijven wat ik schrijf.
|