Het was wel degelijk Dvoràk - al dacht ik even aan Jancek - die ik hoorde op Klara en, na het Nieuws van zes, Beethoven. Ik checkte het voor ik aan mijn schrijven begon, ik had het juist geraden. Elke componist, elke schrijver, heeft een persoonlijke herkenbare toets, een eigen manier van componeren/schrijven, die hij niet verbergen kan, waarom zou hij? Het is van hem en van niemand anders en, veel is er nodig opdat hij deze manier van werken wijzigen zou.
Ik denk nog altijd aan Proust - ik las nog een paar bladzijden in zijn 'Swan' voor ik insliep - zoals ik nu denk aan de lange tekst die ik gisteren schreef en die ik - mag ik zeggen met een tikje ontroering - ingelogd, deze morgen heb herlezen, me afvragend hoe hij zal ontvangen worden. Pas daarna heb ik de gordijnen open geschoven en toen ik door het raam keek, ik geraakt was door Venus in het oosten, schuin onderaan een stukje maan. Ik dacht met dit beeld te beginnen, maar heel wat gedachten vloeiden door elkaar, ik had geen duidelijke idee waarover ik schrijven zou: over de reiger of de vriend die verjaarde - in mijn enthousiasme gebruikte ik verkeerde cijfers, 33 ipv 36 en 17 ipv 18, Ik vraag excuses - of over het stukje maan, een wassende of niet, of nog over de muziek die na Beethoven kwam en die, opgezocht, van Haydn was. Met met welke zin nu zou ik beginnen, of was ik al begonnen?
Mijn echtgenote die me zegde gisteren, voor ik slapen ging, dat ik te lang voor mijn laptop had gezeten, dat het slecht was voor mijn hart. En, inderdaad het was gisteren een lange dag geweest, een lange blog, de langste uit mijn geschiedenis denk ik, daarenboven ook, omdat ik de tekst tweemaal heb moeten schrijven, eens in het klad (!) en daarna, kopiëren niet aanvaard zijnde door de centrale computer, rechtsreeks op mijn blog, wat een pak woorden was. Moraliteit, in de toekomst werk ik rechtstreeks op mijn blog, zonder tussenwegen, wat er staat, staat er, dus, zoals een etser op zijn koperen plaat gedoemd is de lijn te volgen eens die gegrift staat, of een vriend beeldhouwer, eens hij te diep in het hout heeft gekapt hij er verder rekening zal moeten mee houden. Wat mijn schrijven aangaat is het nog niet zo erg, ik kan 'deleten', maar wat ik niet kan is de ingeslagen weg, zo maar verlaten, een woord is soms bepalend om te weten hoe het verder moet. Maar gaat het niet, in laatste instantie kan ik alles met een veeg verwijderen, en alles herbeginnen. Wat zelden gebeurt. Een zaak staat vast, of ik nu bij het oude blijf of herbegin, ik moet verder, eerder blindelings, om aan te komen waar ik hoegenaamd niet wist waar ik aankomen zou, zoals ook nu niet en ik me, al schrijvend, de vraag stel wat het worden zal. Geen nopod echter, het soepele, wondere volgen van zijn gedachten heeft ook zijn charmes.
Een vriend stuurde me een gedicht dat hij maakte na het overlijden van een vriend van hem. Het was grote poëzie, ik interpreteerde het in functie van de gedichten die ik soms schrijf en ik voelde dat ik op een verkeerde weg aan poëzie toe was; dat ik teveel naar de binnenkant van het woord keek en niet genoeg naar de buitenkant; dat ik er een filosofisch gedoe van maakte, maar dat ik hiermee, me baserend op zijn gedichten, totaal de verkeerde weg op ging. Poëzie is zoals een Japans gedicht dat ik las: zeggen dat je een boek aan het lezen bent, voor het open raam, en in slaap bent gevallen, het hoofd op de tafel en als je wakker wordt het boek en jij bedekt met lentebloesems. Poëzie wil lentebloesems zijn en weinig meer. Wil verrassen, zegde Allan Poe, niet noodzakelijk in de diepte, maar simpelweg, hoe eenvoudiger, des te beter. Het is en blijft een kwestie van woorden die plots, gans onverwacht, opduiken in het vers. Ik daarentegen wil altijd meer, ik wil te veel, ook in mijn teksten, maar daar vind ik dat het moet, dat een stuk proza geen waarde heeft als het niet gaat tot in het merg. Maar te veel is dan ook niet goed. Daarom sukkel ik voor het ogenblik met mijn manuscript, het heeft te veel merg, het raakt te diep, het vermoeit. Ik kom er voorlopig niet toe een evenwicht te vinden tussen wat ik hoger zegde, de binnekant en de buitenkant van het woord, een gebrek aan evenwicht is dodelijk, is vervelend, is negatief.
Ook en vooral, wat ik nu ondervind, ook voor de schrijver die ik ben en als het mijn woorden betreft.
|