Er zijn van die boeken die je dierbaarder zijn dan andere, niet alleen omwille van hun inhoud, dit komt pas later, maar vooral omdat je vaststelt hoe goed het voelt als je het als boek bekijkt of in de hand houdt. Ik heb er meer zo. Ze zijn een vreugde voor het hart, ze zijn als vrienden die nu en dan iets van zich laten horen, ook en meestal in verband met wat je geschreven hebt. Wat je apprecieert, omdat je weet dat je iets hebt wakker geschud bij hen: een herinnering, een zin, een naam, het mag dan nog Zeno van Elea zijn[1], wat dan wijst op de rijke filosofische background van je vriend en tezelfdertijd op wat jij in te grote mate niet bezit.
De boeken en de vrienden vullen je leven aan, geven diepte aan het dagelijkse gebeuren, zijn de warmte van je dagen, zijn, voor enkele momenten, het innig samen komen met een ander leven, wat dan de geest, binnenin de sterrenstof die we maar zijn - schrijft een andere vriend - verblijdt en verheft. Dit zijn geen loze woorden, dit is inhoud, betekenis, levenswijsheid: boeken en vrienden. Wat indien die er niet waren, zelfs indien een van beide ontbreken zou? De boeken bijvoorbeeld om te beginnen, omdat die het dichtst bij de hand zijn en ermee verband houdend de muziek als ik er de tv-programma’s aan toevoeg van Brava en Mezzo.
Ik sprak over het gevoel te leven in een omgeving die overvloed is. In feite zijn we koningen wat muziek en boeken betreft, voel ik me – ik heb daarenboven een paar vrienden die schilderen en beeldhouwen - altijd in verwachting van iets dat ik zien of horen zal van hen of lezen zal in een of ander boek of, op elk ogenblik van de dag – wellicht ook van de nacht – als ik inschakel op klassieke muziek en, waarom niet, op veredelde Jazz. Verwachting dat mijn leven is.
De zeer beperkte wereld waarin ik leef is me voldoende, ik voeg er mijn woorden aan toe, ik zou er nog andere zaken kunnen aan toevoegen maar dan wordt het te veel, dan gaat het naar het buitensporige en kalft het af. Dus, ik pas me aan met maat en rede, mijn leeftijd indachtig.
Dit zijn de levensomstandigheden waarin ik verkeer. Waag ik het nog te dromen? Waarom niet, een mens zonder droom is een batterij zonder energie, een leeg vat, een holte zonder echo, en die wil ik niet zijn. Trouwens hoe zou ik er in slagen nog een zinnig woord te schrijven, indien ik niet in staat zou zijn me regelmatig te bevrijden van het dagelijkse dat me voortdurend bij de keel grijpt en de adem toesnoert. Je noemt het maar zoals je het noemen wilt: ogen sluitend wegvluchten in het ongerijmde, een wereld zoekend die er enkel in ons verbeelden is, weerspiegelingen van wat nooit was of nooit zal zijn. Alle denkpistes zijn valabel.
Ik schrijf om te schrijven, het is mijn vreugde, het is mijn ingesteld zijn dat schrijft, ik zelf kijk toe, laat begaan als betoverd door de betovering van het altijd hier nog zijn.
[1] Zeno van Elea, een presocratische filosoof die beweerde, aan de hand van een mathematisch bewijsvoering, dat Achilles nooit een schildpad die voorop loopt, kan inhalen.
|