Zo is het ook dat ik elke morgen/dag vertrek van uit een zelfde punt om aan te komen op een plaats waar ik nog niet was. Soms neem ik zelfs een weg die ik al eens nam om dan, gekomen aan een tweesprong, de andere, onbekende richting te kiezen. Op mijn punt van vertrek voel ik me als een beeldhouwer die in zijn atelier een mooie blok hout staan heeft, geplaatst op een piédestal, duidelijk zichtbaar. Elke morgen als hij zijn atelier betreedt wordt hij er mee geconfronteerd, weet hij dat het wacht om bewerkt te worden. Maar hij wacht nog, omdat hij nog niet weet waar de eerste beitelslag te plaatsen.
Ik, heb hoogstens enkele boeken naast mij die wachten om geopend te worden, wijze boeken, geleerde, overtuigende boeken die ik las en waarin ik met zacht potlood onderlijnd heb wat ik terugvinden wil op het gepaste ogenblik. Ik ben nu eenmaal zo ingesteld. Vroeger nam ik die zinnen over in mijn dagboek en vulde deze aan met wat commentaar. Vandaag reken ik op mijn geheugen en de inspiratie van het ogenblik, zoals ook mijn vriend de beeldhouwer, hij weet wellicht nog niet precies waar hij, na zijn eerste beitelslagen, zal uitkomen, ook een schilder weet het niet na zijn eerste penseel trekken, alles gebeurt initieel van uit de ondergrond van ons zijn, van uit een soort niemandsland, waar we bij goede momenten, glorierijk kunnen uitkomen.
Meer is het niet, hoewel het al heel wat is; hoewel het lijkt op een kleine verrijzenis, een opstaan uit het onevenwichtige, het geslotene, uit een dood veld van plantenresten waaruit dan na de donkerste nacht een totaal nieuwe plant ontstaat onder de vorm van een plotse idee, een eureka van een idee die de wereld verder helpt ontstaan; of dan toch de indruk geeft nieuw te zijn, alsof er nog iets totaal nieuw zou kunnen ontstaan, alsof alles niet begrepen is in wat is, ook het nieuwe, ook het onbekende dat zich nog een tijd verschuilt in het bekende.
Er is inderdaad, hoe we het draaien of keren, niets nieuws onder de zon, al wat is komt voort uit wat is, is er dus van lang voorheen aanwezig in potentie, ook de laatste zin die ik vandaag hier neerzetten zal, al ken ik hem nog niet, hij is er al. Ik moet enkel nog even wachten om hem te zien verschijnen, voortvloeiend uit wat ik nu aan het optekenen ben. Of ik er gelukkig zal mee zijn moet ik nog afwachten, tot vandaag toe meen ik altijd een dergelijke zin gevonden te hebben, waarom dan niet, rekenend op mijn goed gesternte, vandaag.
En waar kom ik dan uit als ik luister naar T.S. Eliot, geïnspireerd door Juan de la Cruz (1542-1591): ‘And what you do not know is the only thing you know / And what you own is what you do not own / And where you are is where you are not[1].
Dan ook, wat ik schrijf is wat niet nodig was te schrijven, het staat er al ergens, en stond het er nog niet het zal er morgen staan, misschien zelfs als de zoveelste overlapping van wat er veel vroeger stond.
Het is maar een spel, een spel van de geest om jou wakker te houden, ingesteld op wat van het land van de geest is, en meer nog opdat mijn geest wakker blijven zou, toch nog een tijdje.
[1] T.S.Eliot: Four Quartets – East Coker, verzen 143-145, Faber & Faber editions.
|