Ik vind een brief terug van een vriend, een brief van 11 maart 2012. Het ging over een wijsheid neergeschreven door Claude Lévi-Strauss, op de vooravond van zijn negentigste jaar:
Il y a aujourd’hui pour moi un moi réel, qui n’est plus que le quart ou la moitié d’un homme, et un moi virtuel qui conserve encore une vive idée du tout. Le moi virtuel dresse un projet de livre, commence à en organiser les chapitres, et dit au moi réel : C’est maintenant ton affaire, c’est toi le seul qui voit la totalité.
La vie se déroule à présent dans ce dialogue très étrange.’
Ik ben aangekomen waar Lévi-Strauss zich bevond toen hij deze woorden schreef. Ik ook heb het gevoel dat er in mij een persoon is, een virtuele, die me aanzet om te schrijven, die me ‘s morgens uit mijn bed jaagt, omdat hij weet dat deze de beste momenten zijn om te schrijven. Maar - en ik weet dit nu - het is hij niet die schrijft, het is altijd de man, voor de helft nog man, die het denkwerk van de virtuele volbrengt. Het resultaat van deze vreemde dialoog is de tekst die verschijnt als blog.
Erger ware geweest indien de dialoog niet vruchtbaar ware geweest, indien er geen blog ware uit voortgekomen, indien er geen zichtbaar resultaat, hoe minimaal ook, ware van overgebleven. Nu die dialoog er is, moet ik hem, de virtuele, dankbaar zijn om zijn aanwezigheid, moet ik hem vragen vooral niet als een schaduw te verdwijnen, me niet achter te laten in mijn eenzaamheid van wat me nog rest als man.
Ik had, in de tijd van de brief, nog een hele tijd voor de boeg alvorens de jaargrens, waar hij toen stond, te bereiken. Ondertussen is het zo ver. Is er iets gewijzigd in die dialoog van jaren her?
Uit de woorden van Lévi-Strauss meende ik en meen ik nog, begrepen te hebben dat hij nog altijd ideeën had, dat zijn geest nog altijd op volle kracht bezig was, maar dat zijn reële ik het liet afweten. Is het dit niet dat hij bedoelde, het is toch wat ik vrees dat me zou kunnen overkomen eens de grens overschreden.
Ik moet me er dus tegen wapenen, ik moet een verwittigde man zijn, niet toelaten dat hij, mijn virtuele ik, het laat afweten. Ik moet hem koesteren, hem verleiden met wat ik schrijf. Het is het enige wapen dat ik bezit, volharden in mijn proberen hem te verleiden, wat niet zo eenvoudig is. Want hoe blijf je in staat je vrouw te verleiden. Het is zo wat hetzelfde probleem moet je maar denken, en blijven zoeken hoe je er het best in slaagt.
Dit is dan mijn taak van elke morgen, er is geen ontkomen aan, want deze blog is al enige tijd mijn leven geworden, neemt die weg en ik ben maar een kwart, een zucht mens meer. Wat ik niet wil zijn en waar ik niet wens aan te komen. We zijn geschapen naar Gods gelijkenis, niet als lichaam natuurlijk, Hij ware een grote sukkelaar indien het zo was, maar geschapen naar wat Hij in essentie is: niets anders dan spirit, geest, en als dusdanig overal en in alles aanwezig.
Om mijn virtuele ik te verleiden kan ik niet anders dan te vertrekken – wat ik ook gisteren schreef – van uit deze gelijkenis.
|