In de Standaard van 25 mei, Ann-Sofie Dekeyser over het Groot Dictée dat dode letter zou zijn. Ze haalt er de woorden bij van de Vlaamse schrijver Christophe Vekeman (°1972)[1]: ‘… Hij noemt het veelzeggend dat het Groot Dictee verdwijnt. Het is symbolisch voor de taalverloedering die gaande is. Aandacht voor spelling betekent liefde voor taal. Het gaat bijna nooit meer over taal, zelfs niet in de literatuur. Boeken die nu geprezen worden staan ver af van de literaire taal. ’Ik zou verder kunnen citeren, want er zijn er zelfs, lees ik, die spelling bijkomstig vinden, hinderlijk, elitair. Collega’s van hem stellen zelfs een op fonologie gebaseerde schrijfwijze voor. Of, hoe we na de kwaal van mijmeringen ook af willen van de kwaal die de spelling is.
Vlaamse mens, stukje Kelt, waar ga je heen? Alles wat elitair is, alles wat verheft moet verdwijnen, afgeschaft en begraven. In de plaats ervan, egaliseer alles, ban elke vreemde gedachte, stop met mijmeren, het leidt nergens naar en het is te moeilijk. Er hoeft het liefst niet meer te worden nagedacht, twittertaal, à la Donald Trump en consoorten, is meer dan toereikend, al wat anders is moet verboden worden.
Dit is de wereld waarin we leven, waarin onze kinderen worden opgevoed. Ik zie de beelden, enkele dan toch, die in het Middelheimpark in Antwerpen staan opgesteld, wat moet ik er bij denken? Niets, liefst helemaal niets. Kijk en ga er aan voorbij, houd zeker niet een indruk ervan op je netvlies, wil je niet vergaan van ledigheid.
Ik zeg dus dat de wereld van de hedendaagse kunst, literatuur, compositie niet meer mijn wereld is. Ik zit vast in de wereld die Nooteboom moet ontdekt hebben in 1956 in Boedapest en die vandaag werd uitgeklaard, weggeveegd. Zo, over wat is het dat ik schrijven moet om een kans te maken buiten te komen?
Ik hoor dat er van Herman Brusselmans een roman op komst is van 800 bladzijden. Ik wens hem alle succes toe, echt ik meen het. Misschien zal ik er zelfs eens in bladeren, omdat ik hem een speciaal persoon vind, zonder daarom zijn boeken te gaan lezen, maar hij is meer dan een figuur van onze tijd, hij steekt er door zijn woorden en zijn optredens boven uit, en hij heeft een mening over alles, dit zullen we lezen in zijn kanjer, schrijft hij – ik las dit bij de kapper - in HLN.
Ik heb, Brusselmans daar gelaten, zo de indruk dat daar waar de wetenschap dieper en dieper doordringt in de materie, het creatieve, het vernieuwende in de mens niet alleen gestagneerd is, maar wat erger is, achteruit boert, verder afdaalt in het ledige, het vormloze; dat al wat verband houdt met wat van de natuur is aan het verdwijnen is; dat bomen en landschappen en luchten waardeloos geworden zijn en tezelfdertijd al wat er kan uit afgeleid worden. We lopen nog steeds rechtop, voor hoe lang nog.
Het Groot Dictee is niet waard om te overleven in de tijd van nu. Taal is onbelangrijk geworden voor velen, omdat het hen een inspanning kost, aan de regels van de taal te beantwoorden. Te moeilijk, te elitair en elitarisme is niet meer van deze tijd.
Ik heb gezegd, mijn vriend, ik heb geschreven. Tot morgen, als het God belieft. Maar wat als het Hem eens niet believen zal?
[1] Hij nam als prominent tweemaal deel aan het Groot Dictee. Hij won ook tweemaal in die categorie
|