Hoe je het ook bekijkt, Cees Noteboom is een zeer belezen man en, een groot schrijver, hij is een Borges, ware het niet dat Borges in een andere gedachtenwereld leefde en schreef over die wereld. Ik lees Noteboom met mondjesmaat, nu al enkele dagen, zoals hij het heeft voorzien, dag na dag. Ik ben met hem ergens aan zee op Menorca, een eiland van de Balearen, en ik kan weinig anders dan hem benijden als hij spreekt over de plaats waar hij verblijft, nu al, zegt hij, sinds veertig jaar.
Ik daarentegen heb voor mij een droomwoning uitgezocht om er te verblijven en te schrijven. Ik heb die echter niet op een plaats in een vreemd land maar, dichtbij, in het dorp waar ik geboren ben en ben opgegroeid. Wat mijn woning gemeen heeft met die van hem is de ouderdom, iemand die schrijft, iemand van mijn, Notebooms, leeftijd – ik, iets ouder zelfs - heeft er behoefte aan, op een voet van gelijkheid met het huis en zijn omgeving op te treden, waarbij aan het huis een persoonlijkheid wordt meegegeven en hij aldus meer armslag verwerft, met meer inzicht uit zwerven kan in andere vertes, in andere dieptes.
Het huis is dan een grote zekerheid, een warmte, een cocon om je heen. Je neemt het in gedachten mee op eender welke reis, terwijl het er ook blijft als je weg bent, om je op te vangen bij je terugkeer. Het huis is ook je boeken en je landschap, is je avonden, je bed en je nachten, je vroege morgens als je de gordijnen openschuift en de zon ziet, laag tussen de bomen, een bol vuur die je, denkt je, zou kunnen raken met de vingertoppen. Dit, in een wondere harmonie met tuin en omgeving, het huis rustend op de wortels van de bomen die tot onder het huis zijn doorgedrongen. Het is aldus boom en het is eeuwigheid want het was er vóór jou en het zal er nog zijn na jou.
Zo leef je in de schoot van de tijd, in je woorden verder, gegrepen in wat tijd wordt genoemd. Wat een inbeelding is want enkel het ‘nu’ bestaat, het nu van het zijn in de tijd, of het nu van het schrijven, het nu van het doorkruisen van je geheugen, voortdurend. Alsof eigenlijk, zelfs het nu niet zou bestaan, het, het punt zou zijn waarin het al voorbije en het reeds komende, elkaar even maar zouden raken, het ene verdwijnend en het andere opduikend om ook verleden te worden en te verdwijnen
En dit punt ben jij en met jou, het huis. Zodat je verbonden blijft, via het huis, met wat was en wat komen gaat. Het staat er als een oase in de woestijn, je toevluchtsoord waar alle punten convergeren en waaruit alles ontstaat dat voorzien is om te ontstaan, dingen die je verwacht als andere die je overvallen en waarover je vertellen zult op bleke nachten, de volle maan schuilend achter de wolken, jij wakker gehouden door je woorden, het huis over jou dat je beschermt om jong te blijven.
|