Niets is erger dan een pas geschreven tekst te verliezen door een onhandigheid; niets is erger dan de woorden die spontaan in jou waren opgestaan opnieuw te moeten gaan zoeken in je herinneren van een paar ogenblikken terug. Het gaat gewoon niet, je zinnen die je goed en krachtig, zelfs poëtisch wist, terug te vinden. Dit is wat me overkwam als ik, om tijd te winnen, rechtstreeks mijn gedachten inbracht op het scherm van de laptop. Klagen help me echter niet, ik moet verder.
In mijn eerste ontwerp dat verdween in het ijle, had ik het, geïnspireerd door de lezing van professor Bart Van Kerkhove, over o.m. de filosoof Karl Popper (1902–1994). Voor Popper zijn nieuwe theorieën slechts voorlopig, wachtend op verbetering, ze kunnen nooit als definitief gezien worden. Het zoeken naar nieuwe mag aldus nooit ophouden. Voor mij was zijn slagzin: niets is verworven, nieuwe bevindingen roepen nieuwe vragen op. Ik vermoed dat hij hier vooral, de vorderingen, gemaakt in het domein van de wetenschap, op het oog had.
Het is een vaststelling die ik doe, als ik zeg dat het betreden van het vreemde domein van de nieuwe fysica, de kwantum mechanica, door de wetenschap, onvermijdelijk een impact moet hebben op de filosofie. Ik baseer me hierbij op het feit dat de fysica van 1923 af, niet meer de zelfde is dan deze van de jaren ervoor; dat die van dan af is gaan afglijden naar de metafysica en nu op de grens ervan is terecht gekomen; dat dit fenomeen, want dit is het, ook gelden moet voor de filosofie.
Me steunend hierop kwam ik tot het besluit dat de Verlichting van de 18de eeuw een nieuwe fase was ingetreden en dat uit de wereld van de nieuwe fysica, een nieuwe Verlichting moest ontstaan die, schreef ik in mijn blog van 11 mei, een begin betekenen zou voor ‘een betovering’. Een betovering die ik nu omschrijven wil als een totaal nieuw inzicht van de mens in zijn verhouding tot het bevreemdende dat de levende Kosmos is. De filosofie van het leven krijgt hierdoor voor de mens, een dimensie in meer die als een betovering over komen zal, gezien het totaal nieuwe zich situeert, nergens anders dan, om het eenvoudig voor te stellen, tussen het televisiescherm en de afstandsbediening, zijnde een golvenveld, een totaal onbekend gebied dat een tot nog onbesproken element toevoegt aan de mens en zijn aanwezigheid op deze aarde.
Voor mij is hier, in de wereld van atoom, elektron, quarks tot Higgs deeltjes toe, een nieuw domein ontstaan voor de filosoof die zijn huidige stevig vaststaande wereld van het zichtbare zal moeten verlaten om uit te wijken naar wat reëel is achter het zichtbare, achter het tastbare, zijnde het innerlijke van de dingen, het innerlijke dat ik de geest van de Kosmos noem.
De huidige kunstuitingen van o.m. Fabre en zijn collega – de naam ontgaat me – zoals ze zich, naakt en vooral spiritless, tonen vandaag op de biënnale van Venetië, volgen zelfs de geest van de eerste Verlichting niet. Ze zijn het bewijs van een ontstellende zakelijkheid wat het overheersend kosmische betreft. Hun Verlichting is een ‘verduistering’, een teruggang verder nog dan deze van de grotbewoners. Deze wisten dat wat ze tekenden met oker op hun rotswanden, de uitdrukking was van hun hunker naar iets dat ze in zich voelden opwellen en waar ze via hun tekeningen een antwoord voor zochten. Het tentoongestelde werk van Fabre en Co is zielloos, is een vernedering voor alle kunstenaars die een gevoel hebben voor het sacrale, zijnde hun binding met iets dat hen overstijgt.
|