Wat ik schreef op 27 juni van het jaar 2010, ik was toen nog steeds onder de indruk van mijn ontmoeting met/ontdekking van José Saramago:
Was onlangs terug daar waar de zee zich onvervaard op de rotsen stort, was er omdat ik er wonen wou, was er omdat ik er leven wou. Ik las er vanmorgen de woorden die werden aangebracht op de steen, geplaatst daar waar de urne met Saramago’s as werd achtergelaten: in het hart van Lisboa[1], met zicht op de Taag. En ik was niet gelukkig met de woorden, voor een deel gehaald uit de allerlaatste zin van zijn ‘Memorial do Convento’. Het is een zin, hoewel passend voor de schrijver Saramago, die mijn ogen vochtig maakt, omdat ik dacht dat het anders mocht, dat het anders kon:
‘Mais não subiu para as estrellas, se a terra pertenecia’. Maar hij steeg niet naar de sterren, tot de aarde behoorde hij.
Terwijl ik dacht dat hij leven bleef als ik zijn Memorial lees. En dat het zeker niet de zin is die ik wens op de steen die mijn as bergen zal. Wel zou ik schrijven: ‘Hij steeg op naar de sterren, wat hier nog rust is wat as die overbleef.
Maar hier is van de zee, Saramago, je boek dat ik lezen blijf. Zin na zin, beweging na beweging die ik volgen blijf op de plaats waar ik eens, eens in een tijd bij stormweer, duidelijk, zo duidelijk de stem van mijn broer heb gehoord die me toeriep: Karel ik leef, ik leef.
En nu mirando, kijkend binnenin de beweging van de golven die de beweging van het Zijnde is. En niet begrijpend wat was en wat is en wat hieruit voortkomen zal. Niets ervan begrijpend. Luisterend naar de fluisterstem in mij, de glinstering van water in mij, van water over mij, de beweging van de Kosmos over mij. Omdat ik méér hier ben, omdat ik hier eerst en vooral als geest geboren ben, geleefd, gedroomd, en ik hier opstijgen zal naar de sterren als hét Moment er is.
Mijn beste Saramago, het is hier dat ik wou zijn om die laatste zin van jou te lezen en je te zeggen hoe onterecht die is. Toch schrijf ik je naam in alle geluiden van de zee, omkleed ik je met mijn ziel, met mijn inhoudelijk-zijn. Ik beroer je met de witte schuimlijn die van alle zeeën, alle oceanen, die van je eeuwigheid is. Ik ben niet meer van de aarde als ik hier kom, Ik ben van de Geest die Kosmos is. Het is naar die Geest dat ik keren zal, dit kan niemand me ontnemen.
De wind jaagt door de krant die ik lees, de acht pagina’s over jou die ik lees, alsof jouw geest het was, niet jouw nadas. Je leeft als ik je lees en je zult blijven leven als ik je lees, alle nadas van de nadas ten spijt. Je vergiste je, je vergiste je schromelijk. En je weet het al.
De ware Saramago is hierbij opgestaan, zijn resurrectie is voltrokken. Ik heb hem hier ontmoet in de geluiden van de zee over mij en in mij, de geluiden van de wind dwars door zijn woorden heen.
Je sterft niet de dood, je sterft het eeuwig leven.
[1] En el corazón de Lisboa, arropado (beschermd) por ‘la Casa dos Bicos’- el emblémàtico edificio gótico de 1523 que el Ayuntamiento ha concedido a la Fundacion Saramago - y el rio Tajo. (El País 26.06.2010).
|