24 mei 2010: de God van Saramago.
Over God schrijft Saramago een zeer belangrijk iets:
‘A ese Dios no podemos arrancarlo de dentro de nuestros cabezas, ni siquiera los ateos pueden hacerlo’. Deze God kunnen we niet uit onze hoofden bannen, zelfs de atheïsten kunnen het niet.
Hij denkt hier aan de God van de Kerk, de God die onze jeugd bevolkte, en als hij dit nu nog denkt dan denkt hij verkeerd, want dit is de God die werd aangeleerd, niet de God die in ons als een blijvende hunker werd binnengeschoven van vòòr we geboren waren en uit wie, cuatrocientos mil miliones de galaxies zijn ontstaan.
Het is dat gebeuren, dat fenomenale ongrijpbare gebeuren dat vandaag niet uit te roeien is uit onze hoofden, niet de God die ons werd voorgeschoteld want, van het bestaan van die vierhonderdduizend miljoen sterrenstelsels wisten we toen nog niets af. Wisten zelfs niet dat de aarde omheen de zon wentelde.
Wanneer gaat het gebeuren dat de pregalileaanse mens in ons zal uitgestorven zijn; wanneer gaat de toeziende, de tussenbeide komende God boven onze hoofden verdwenen zijn en gaan we weten dat Hij verweven zit, niet er boven of er onder, maar verweven in de immensiteit van Tijd en Kosmos: weten dat Hij Tijd en Kosmos IS.
Saramago is mijn gids in deze dagen maar zeker niet mijn meester, zoals Vergilius het was voor Dante. Het heeft geen zin meer, de God aan te vallen waar Saramago het over heeft. Deze is te beperkt, te eng, te onstandvastig, Hij zalft zoals hij straft. De God die hij vervolgt, bestaat in zijn menselijke handelingen, terwijl Hij die IS, op een uitzonderlijke, evenwichtige, briljante, door ons niet in te beelden wijze, de ganse Kosmos houdt en leidt. We zijn, gelukkig, aangekomen in een stadium waarin we ons, al was het maar, de vraag stellen, niet alleen welke kracht er schuilt in de graankorrel[1], maar ook wie die kracht tot leven verwekt opdat hij kiemen zou, de korenaar zich vormen en rijpen zou om geoogst en opnieuw gezaaid te worden.
En over dit fenomenale mogen we geen vragen stellen, moeten we laten voor wat het is. Vragen die van een totaal andere aard zijn dan het bevreemdende van een God wiens Zoon de kruisdood sterft voor de vergeving van de zonden, als deze zonden vandaag niet meer zijn wat ze waren in mijn jeugd, ook deze van Sodoma en Gommora.
Wat kan dan de ware betekenis zijn van de stervende Christus, omringd door Maria, zijn moeder, de zuster van zijn moeder en de onafscheidbare Maria Magdalena, die - op deze, de morgen van Paaszondag – de allereerste was om het graf te bezoeken.
[1] Rudolf Steiner, de antroposoof, beweerde, als hij er lang genoeg naar staarde, de aura van die kracht te kunnen zien.
|