Je kunt niet elke dag verbazen, je kunt niet een palet van mogelijkheden in jou dragen die keer op keer hoogtepunten zijn, je moet je er bij neerleggen dat je van de aarde bent, dat je beperkt bent en dat hoge toppen zeldzame momenten zijn in een leven, zegde me mijn vriend van gisteren; voor jou is elke morgen een uitdaging, en een uitdaging is geen zekerheid op enig succes. Het schrijven, het creatief zijn onder eender welke vorm mag geen verplichting zijn, want verplichting ontbreekt elke spontaneïteit die zo broodnodig is om overeind te komen en er te staan als boom van overvloed.
Je was in de natuur, je keek om je heen, je zag hoe soepel en met welke vreugde de natuur zich aan het openen is. Hoe uit de dorte van de stam knoppen zijn opgestaan die opengebarsten zijn als met een knal. Je was er bij, je hoorde het, je liep er middenin. Je zag hoe de helgele paardenbloem zich opende, hoe het speenkruid, hoe de anemoon, hoe het bosviooltje er stonden in het licht, het immense van het licht. Je zag het eerste groen de rij populieren kleuren, je hoorde het gezang van de wind boven je hoofd. En je wist hoe al wat was van het grote leven je besprenkelde met woorden, met het aroma dat van het eeuwige is, het steeds maar wederkerende alsof, schreef je eens, de aarde nu aan het uitademen was tot alles zijn zou zoals het hoorde te zijn, om bevrucht te worden, en later, in volle weelde vrucht te dragen rijpend in de zon. Wat een aarde het is, hoe we niet telkens overstelpt worden met kleine wonderen om ons heen die we, hopelijk, ook zien en waarvan we het ingrijpende ervan ondergaan.
De simpelheid waarmede alles gebeurt, de accuraatheid, de nooit aflatende regelmaat en wij die er getuige van zijn, die er de weergalm van voelen tot in de prikkels van ons bloed.
Ik heb vrienden die dit voelen, die de prikkels voelen als golfbewegingen, als opwellingen van de geest, die deze opvangen in kleuren, in lijnen, in vlakken, in vormen die spiegels zijn. Ik heb er zelfs die deze vormen, zeggen ze: ‘naar hun hand zetten met ‘een assortiment van middelen, beitels, vijlen, frezen, slijpschijven, branders’, om een opgewelde idee, na een lang proces in glanzend brons om te zetten.
De natuur die ons enthousiasmeert en wij, stervelingen in een wolk van hoop en creativiteit, die trachten, zonder schroom, haar na te doen, zelfs hoewel oneindig beperkt in middelen. De natuur die ons bezit, die ons dromen laat. Wie of wat aanbidden we?
|