Haar telefoon deze morgen uit wat ze noemt haar kasteel in Bourgondië waar ze instaat voor de binnenhuisarchitectuur. Haar stem klinkt zacht. Ze verlangt hem terug te zien maar heeft nog enkele dagen werk vooraleer ze weg kan. Er is een vreugde over hem. Hij vraagt waar haar kasteel gelegen is. Ze geeft hem de naam van een dorpje op de weg van Charolles, naar Anzy-le-Duc. Ze geeft hem meer details maar zegt hem ook dat het eigenlijk een grote herenwoning is met een prachtig park. Hij moet het dorpje eens opzoeken op de kaart. En dan vraagt ze hem: ‘Ugo, denk je aan mij?’
‘Anja, ik werk, ik lees en schrijf met jou omheen mij, kom vlug, ik heb je nodig.’
‘Ik kom, Ugo, ik kom, ik verlang naar jou.’
De klank van haar stem blijft de kamer vullen, lang nadat ze heeft opgelegd. Hij tracht verder te werken maar ze duikt altijd op tussen de regels, zodat hij buiten moet in de tuin met de merel die laag opvliegt van onder de struiken. Wordt Anja zijn bestemming. Is het met haar dat hij verder wil? Is het, zoals hij soms denkt, dat het de wetten van het Universum zijn die hen hebben samengebracht en dat dit Universum welwillend toeziet op hen beiden. Maar is dit niet te ver gedacht, te veel verhoopt?
En het boek, is het omwille van hun her-ontmoeting dat het boek zich geschreven heeft en is dit gebeuren het einde ervan? Hij durft in elk geval vooropstellen dat hij zonder het boek niet de Ugo ware geweest die hij geworden is. En, moet hij Eluard bijtreden, besluiten dat het een afspraak was.
Hij zoekt naar het dorp op de Michelin-kaart. Hij kan er zijn vinger op plaatsen alsof hij haar aldus raken kan. Hij ziet dat het gelegen is in de streek die hij jaren geleden heeft bezocht met Pierre H., zijn vriend en architect, op zoek naar Romaanse kerkjes. Pierre om er een schets van te maken - een potloodschets van Chapaise hangt naast het rek met boeken - en hij om nota’s te nemen in zijn dagboek. Haar plaatsje ligt dicht bij Anzy-le-Duc, waar ze uren hadden vertoefd binnen en omheen de kerk met de prachtigste (en meest gewaagde) kapitelen uit de twaalfde, dertiende eeuw.
Hij herinnerde zich dat er op de weg naar Anzy-le-Duc, een ruim herenhuis te koop stond, gelegen midden een verwaarloosd park met waardevolle bomen, zelfs een ginkgo biloba. Pierre was er zeer door geboeid en ze hadden het bezocht. Het gebouw zelf dat totaal verlaten was, had ruime kamers en een heerlijke woonruimte met een breed venster dat uitgaf op de tuin en op het heuvelende landschap. Hij had toen gedacht aan Zhivago en het grote raam in de kamer van Varykino. Het was het huis dat hij had willen bewonen had hij het geld gehad en dan nog de moed om zijn moeder te verlaten, de kinderen en kleinkinderen en ook de vrienden en kennissen. Maar het zal wel dit huis niet geweest zijn dat de allures had van een klein kasteel, dat ze nu aan het herinrichten was voor landgenoten die zich daar wilden vestigen.
Droom maar, denkt hij, droom maar dat je er wonen gaat met haar, dat je daar, licht en land en luchten helpende, werken gaat aan een totaal ander boek, met haar aanwezigheid in het huis.
Zo, droom maar, het is heerlijk zich eens te laten gaan: jij werkend aan je boek en zij tekenend en plannen makend in de kamer ernaast; je wilt haar zelfs de kamer laten met het weidse uitzicht, om dan, de hunker naar elkaar op een punt gekomen dat deze niet meer te houden is, gelijktijdig naar elkaar toe komen en jij haar houden zou op het grote bed.
Haar zo houden dat de kracht van al wat hij uitgewerkt had zou binnendringen in haar en al het creatieve in haar zich mengen zou met het creatieve in hem. Lijk zijn bloed en verlangen zich mengen zouden met haar bloed en haar verlangen en aldus de vrucht van hun opgaan in elkaar, een nieuwe stuwkracht geven zou aan de scheppende roerselen diep in hen. Enkele woorden van haar zouden voldoende zijn. Ze zou zich om hem heen slingeren en aldus ook omheen dit nieuw te schrijven boek van hem.
Maar het is goed even te dromen dat hij werkelijk aan het schrijven was, met Anja werkend in de plaats ernaast, en bij tussenpozen de muziek die hen bereikte vanuit de woonkamer vermengd met het knetteren van de vlammen in de haard en de geur van eikenhout.
|