|
Waarde John,
Enkele dagen geleden hadden we het, bij Raoul en zijn Sauternes 1966, over je brief van nu toch al enkele jaren geleden, handelend over de zin van het leven. Mijn antwoord van destijds dat ik terugvond, voldoet me vandaag niet meer. Ook omdat er deze middag na de mis – ja ik ben naar de zondagsmis geweest - staande aan het graf van mijn ouders, een vreemde gedachte, ineens, is opgerezen in mij, namelijk dat het niet de mens is die gezorgd heeft voor zijn evolutie tot homo sapiens, maar dat dit het werk is geweest van de evolutie zelf en dat het niet anders kon dan dat de Neanderthaler die hij was, onvermijdelijk, en zonder enige inbreng van hem zelf, is gegroeid tot homo sapiens. Wat als dan zou inhouden dat hij, even onvermijdelijk, in de toekomst, in een zelfde richting evolueren zal naar homo sapiens, sapiens. Wat een boude idee is, zal je me zeggen, maar als het correct is wat ik vooruit schuif dan is dit niet onmogelijk. De tijd hiervoor nodig kan dan wel even lang zijn als de tijd die nodig was om op te schuiven tot ‘sapiens’.
De betekenis van dit ‘sapiens in het kwadraat’ is te vatten als het steeds maar nader komen tot de Essentie die levend aanwezig is in de background van het Universum. In dit opzicht zijn we weinig meer dan een soort werktuig in de hand van deze Essentie. Wat ons dus te doen staat is, in de eerste plaats beginnen - ik zeg wel beginnen - te begrijpen dat we dit werktuig zijn, niets meer maar ook niets minder en dat het meer dan wenselijk is dat we ons hiervan bewust zijn.
Hieruit volgt, dat de ‘ik’ in ons, vorm geeft aan de ‘ik’ van die Essentie en dat dus de denkende ‘ik’ in ons, noodzakelijk is opdat het Universum, bewust zou worden dat het er ‘is’. Want stel dat er een Universum zou zijn zonder de denkende ‘ik’ van de mens, wat zou dan dit Universum betekenen? Niets, totaal niets. Het zou er zijn, zoals er (misschien) andere Universa zijn, maar niemand, zou er zijn om het te ontleden in al zijn aspecten, om erover te spreken of erover te schrijven. Het zou een Universum zijn dat sterven zou van eenzaamheid.
De ‘ik’ van de mens is en wordt de ‘ik’ van het Universum. Dit gebeurt niet zo maar, dit heeft tijd nodig, dit gebeurt tijdloos, hier en de aarde wellicht niet de enige plaats zijnde waar het gebeurt - de wetten van het Universum een en ondeelbaar zijnde - gebeurt het tijdloos op elke plaats van het Universum waar een ‘ik’ is opgestaan of opstaan zal.
Dit is, my dear John, waar ik aangekomen ben, een deeltje geest in het Universum, dat zien kan, dat nagaan kan hoe het is en wat het is en vooral, hoe het er gekomen is. We weten vandaag dat het een begin heeft gekend, en wat meer is, dat we uit dit begin zijn ontstaan, het is onze moeder, zij heeft ons gebaard, we zijn haar kinderen en zij blijft ons zien als haar kinderen. Wat kan de zin van ons leven dan anders zijn dan ons te gedragen als kinderen van het Universum.
Je vraagt me, hoor ik, of er dan ook een Vader was die de Moeder heeft bevrucht. Wel, ‘de Heer bezat me in het begin van zijn wegen’ leert ons het epistel uit de mis van de Onbevlekte Ontvangenis. Maar dit doet hier niets terzake. We zaten in het Universum verweven van bij de aanvang, we zijn er niet aan toegevoegd, we zaten er in gebakken. Van in den beginne waren we deel van de inhoud, van de structuur ervan, eerst als amoebe, veel, veel later als aap en dan als aap die geleidelijk aan naar de mens overhelde, de mensaap die homo sapiens geworden is.
En ik herhaal – wat nieuw is in al wat ik je al schreef - als we ‘sapiens’ geworden zijn dan is het omdat van in het begin, van in de eerste aanhef van de Big Bang een Universum, ingecalculeerd was, een zoals het er nu al is, en ook het Universum dat onvermijdelijk komende is. En, hierin is versmolten als verweven, de mens die we zijn en deze die onvermijdelijk op komst is.
En, je vraag over de zin van het leven, over de zin van ons bestaan hier op aarde, is te wijzigen in: waarom kon het Universum het niet stellen zonder de ‘homo sapiens’?
De zin van het leven of de rol die we te vervullen hebben, is onbestaande, we kunnen denken dat we er een hebben, we kunnen denken dat we creatief moeten zijn, dat we als kinderen van eenzelfde moeder, onze broeders en zusters moeten lief hebben, zoals ons werd geleerd; dat we elke vorm van leven moeten eerbiedigen, maar verder draagt dit niet; al is het wel wenselijk voor ons zelf en voor onze samenleving, al is het wel wenselijk en nodig dat we honderd procent homo sapiens zijn.
Echter denk ik, maar ik hoorde nog niemand die me hierin volgt, dat, zoals we overgingen van homo, naar homo sapiens, we ooit – en we zijn op weg - het stadium van homo sapiens, sapiens zullen bereiken. En hierbij is tijd onbestaande.
Mijn beste John, wij, homo sapiens hebben dus nog een heel lange weg af te leggen. Misschien hebben we, in dit derde millennium – André Malraux dacht er aan - de grens bereikt die, een stap verder, ons in een lange evolutielijn brengen zal tot de ‘sapiens in het kwadraat’, zoals er de snelheid is van het licht in het kwadraat. Maar ik stel dit niet als een paradigma, eerder als een mogelijkheid die ik aflees in wat er tot hier toe gebeurde.
Hebben we hierin een rol te vervullen? Ja, de rol van bewust te zijn dat we, als mens, in evolutie zijn naar een meer en diepere integratie, en dat we ons, met de inzet ons eigen, inschakelen moeten op deze weg,
Mijn waarde John, ik heb deze tekst herlezen en herlezen, ik zeg misschien tweemaal hetzelfde, maar de rol die we hier op aarde te vervullen hebben is een kosmische rol. Je hoeft me niet te antwoorden. Ik zie je donderdag bij Raoul en Jane, ik stuur hen een kopie van mijn brief. Ik weet dat ik heel ver ben gegaan. Ik ga in alles altijd heel ver. Houd er dus rekening mee, en veroordeel me niet te vlug.
Broederlijk in de geest.
|