Vooraf:
Wat ik niet kon voorzien, maar door velen als een gelukkig toeval kan gezien worden, is de uitzending van zondagavond 5 maart op Canvas over o.m. Hathsepsut, Amenhotep III, Akhnaton en Toetanchamon. Met het verrassende beeld van Akhnaton met de gezwollen buik, en wellicht gezwollen benen. Noteer dat de naam Oedipus zowel gezwollen voet als gezwollen dij betekent. De maker van het programma had geen nood dit te vermelden omdat hij in de verste verte niet dacht aan Oedipus. De huidige middelen laten toe deze uitzending terug op te roepen met ‘VRT Nu’.
…/…
Hij lag neer op de sofa, eens te meer exhausted, eens te meer totaal leeg - of was het de whisky die hem parten speelde – hij dacht aan het beeld dat hij zo-even had toen hij het boekje van Sophocles in de handen hield en hij Umberto Eco zag – een beeld op tv - die in de bijzondere kamer van zijn immense bibliotheek-appartement, Ulysses van Joyce uit zijn rek nam en zegde, dat het een eerste uitgave was. Misschien, dacht hij, zal dit voor Raoul het beeld zijn van mij als ik er niet meer zal zijn: Ugo de bollenkast met zijn favoriete boeken openend.
*
Ik heb de plicht, dacht hij bij het opstaan, mijn dank te bevestigen, voor het goed vorderen van mijn manuscript. Het is nodig dat ik hier een uitdrukking aan geef. Hij waste en schoor zich, kleedde zich aan op zijn zondags en wandelde naar de kerk van het dorp, de mis was om tien uur. Het was een lange tijd geleden dat hij de mis had bijgewoond; lang geleden ook dat hij ontspannen door de straten had gewandeld. Heel wat dorpelingen schoven langs de huizen naar de kerk toe zoals het vroeger was, in zijn verre jeugd toen hij naar de mis ging in korte broek, knieën bloot, zelfs midden in de winter, en grootmoeder ‘Cele’, als hij langs kwam voor of na de mis: ‘maar ‘ventje’ toch met blote knieën en zo koud!’ Hij hield, als grote knaap, de missaal onder de arm, dacht hij toch. Nu, ouder en hopelijk wijzer, had hij zijn manuscript in het hoofd. Had hij zijn ganse leven in zijn hoofd en hij nam het mee met zich, met elke fractie tijd, soms als een zwaarte, soms als een lichtheid, en vandaag, de morgen was een grote helderheid, was het de vreugde ervan die hij meedroeg.
Van een vriend die, met zijn boeken voor zich, een voordracht gaf, had hij eens geschreven dat hij ze opende en toonde aan zijn publiek zoals een priester de monstrans onder een baldakijn. Vandaag voelde hij ook zo iets, vandaag hield hij de tekst van zijn boek hoog geheven onder het baldakijn van zijn dankwoord. En hij ging ermee de kerk binnen, hij maakte er mee een kruisteken met het gewijde water uit het schelpvormig vat en hij zat neer, rechts in de middenbeuk tussen de mensen van het dorp die opkeken naar hem, hem kenden misschien of andere die zich afvroegen wie die man wel was. Maar hij voelde zich vrij en onbevangen, hij was hier in het huis van God zoals gezegd werd, hij was hier om te danken, hij kleine man, maar lichtend punt van de geest in de kosmos. Hij bad met de priester opdat hij moge gehoord worden in zijn nederig zijn. Al had hij niets te vragen, al had hij niets te zeggen, alleen er te zijn en te tonen dat hij er was zoals hij was, een zondaar. Maar ook iemand die getracht had Hem te vinden in vele zaken en in vele aangelegenheden; die gemeend had Hem soms gevonden te hebben, niet noodzakelijk in de kerk van zijn jonge jaren, maar aan de vijver, in de grote openheid van luchten, van water en aarde en van ondergaande zonnen; of in het bos in zijn samenzijn met de bomen; of overal waar hij geweest was: in het kerkje van Chapaise of dat van Brancion, in de Madeleine van Vézelay of in de collegiale van Saint-Quentin staande op het labyrint in de betegeling of nog, op weg naar Kawkaban in Yemen, vóór de afgrond waar hij haar naam riep die zevenvoudig werd teruggekaatst of. Overal had hij Hem ontmoet zonder Hem te zien of te kennen, alleen te weten dat Hij op al die plaatsen was en, eigenlijk meer dan hier tussen die oude muren van de dorpskerk, waar ook Julie had gestaan, hij achter haar, wachtend op het ogenblik dat ze haar stoel keren zou om een blik te krijgen van haar, een glimlach soms.
God wat een wereld het was geweest. En nu, hoe goed het was om, zoals hij hoorde in het Evangelie, er drie tenten te bouwen voor hem, een om er te zijn, een om te danken en een om te loven.
Hij zuiverde zich, waar hij stond, hij voelde de mensen om zich heen, eilanden van gedachten zoals hij een eiland was, en toch ondergronds verbonden met elkaar als deel van het oneindige dat van het leven is. Hij herbronde zich waar hij stond, om meer nog en beter schrijver te zijn, dichter bij de waarheid van het zijn, dichter bij zijn bestaan als mens onder de mensen, en tevens als lichtende baken. Hij verwierp de troosteloosheid, de eenzaamheid, het gedesillusioneerd zijn; hij verwierp al het negatieve, al het droomloze, al het nodeloze, al het a-sacrale, en in hem kwam een goot gevoel van rust als van het watervlak na een windstoot, effen, de luchten erin weerspiegeld, de tijdloosheid der dingen.
.../...
|