.../...
'Ik houd van mensen die een boek lezen in een volle koffiebar zoals hier’, herhaalde hij, ‘en dan nog wel Proust. Ik heb hier ook al dikwijls een boek gelezen, ik heb hier zelfs ooit geschreven. Mag ik weten wat Proust vertelt over ‘la lecture’?’
Ook een schrijver, dacht Ugo en hij ziet er uit als een schrijver: ‘Waarom zou je niet? Het is een tekst, halfweg het boekje, kijk, ik lees je de droompassage erin die ik ontdekte.’
‘Ja, doe maar, het kan niet droom genoeg zijn.’
Ugo dacht, ik ken je man, ik ken je van ergens. Hij boog zich wat verder over de tafel en, er op lettend de twee jonge dames aan de tafel ernaast niet te storen, herlas wat hij gelezen had:
‘Avant chacun des morceaux presque en forme de cantiques dont il est parsemé’ - en ging verder, de tekst vertalend - ‘heb ik de stilte beluisterd van de gelovige die deze teksten luidop las, en bij elk ‘dubbelpunt’ de lezing even onderbrak om het volgende vers aan te vatten; alsof het een psalm was die hem herinnerde aan de vroegere psalmen uit de Bijbel’.
Hier stopte hij en keek naar de man voor hem die knikte met het kopje koffie in de hand. ‘Nu komt het’ zegde hij : ‘et plus d’une fois, tandis que je lisais, il m’apporta le parfum d’une rose que la brise entrant par une porte ouverte avait répandu dans la salle haute où se tenait l’assemblée et qui ne s’était pas évaporé depuis dix-sept siècles. En vertaald is het even mooi: meer dan eens, terwijl ik las, bracht hij me de geur van een roos die de wind, langs een openstaande deur, had binnengebracht in de hoge ruimte van de zaal waar de vergadering zich ophield. Een geur die na zeventien eeuwen – eigenlijk waarom zeventien - nog niet verdampt was.’
Hij leest dit en voelt eens te meer de grote poëtische kracht van Prousts woorden, even zeer in de klank van het woord als in de betekenis ervan.
‘Verrassend,’ zegde de man, ‘zuivere poëzie. Proust is een groot man, maar ik, ik ben er nooit in geslaagd zijn ‘Recherche’ volledig te lezen, ik ben halfweg gestopt, het was me te veel, langdradig vond ik, maar geniaal geschreven.’
‘Voor mij ook, geniaal maar moeilijk vol te houden tot het einde. Ik las wel zijn ‘Jean Santeuil’, een jeugdwerk van hem, dat na ‘La Recherche du temps perdu’ werd gepubliceerd. Veel herinner ik me er niet meer van, maar het was Proust en niemand schrijft zoals Proust.’
‘Om hem te lezen, moet je in hem verdwijnen, il faut que tu te perdes en lui, dat je opgezogen wordt door hem. Hij is Proust en niemand anders, hij is een baken van de Franse literatuur, eigenlijk van de wereldliteratuur, daarom niet een lichtende baken, maar een obelisk die met zijn schaduw de literatuur omheen hem bevloeit. Je moet weten, ik schreef ook, ik weet wat schrijven is, maar hoe Proust het deed en de hoeveelheid die hij schreef gaat me te buiten. Trouwens, ik hield het bij wat toneel en wat recensies, maar het liefst dook ik in de detective verhalen en het zijn ook deze die mijn favoriete lectuur waren.’
‘Proust een obelisk, niet een Pyramide?’
‘Neen, een Pyramide kent niet de schaduw van een obelisk. En een groot deel van de Franse literatuur groeide op in de schaduw van Proust.’
En toch ken ik je, dacht Ugo, ken ik je van ergens. ‘En schrijft je nu nog?’
‘Het is de moeite niet meer.’ Hij drinkt zijn koffie leeg. ‘Kijk, wie ik ben heeft geen belang meer, als ik de dokters mag of moet geloven heb ik nog een paar maanden om te lezen of te schrijven. Ik kijk nu naar de gedragingen van de mensen die niet met de dood in hun hoofd lopen. Ik heb je opgemerkt tussen de rekken boeken van ‘De Slegte’. Zag hoe je naar de boeken keek en ik herkende me zelf erin, en als ik hier binnenkwam, vroeg ik me af of ik je hier ook zou aantreffen. En inderdaad je bent hier kort na mij binnengekomen. Ik wist het, ik zag het aan de manier waarop je in de boeken bladerde dat je hier een koffie zou komen drinken. En eens je binnen was kon je niet anders dan hier rechtover mij komen zitten. Maar ik ook heb een boek gekocht – hij haalde het papier van het boek voor hem - een Frans Sierens’ boek: ‘Een sterke geur van terpentijn’[1]. Eigenlijk heb ik het niet gekocht om het boek zelf, ik kende het maar al te goed, maar om de dedicatie erin.
…/…
[1] Frans Sierens: ‘Een sterke geur van terpentijn’, De Clauwaert, vzw Leuven 1978
|