Elke dag stond ik op uit de nacht om vóór het ontbijt mijn blog te schrijven. Hadden het meer woorden kunnen zijn, zoals Anthony Burgess, van wie ik hoorde dat hij er in zijn tijd twee maal meer schreef? Ik geloof het niet. Ik ben er wel van bewust hoe deze gewoonte bij mij is tot stand gekomen, maar niet hoe deze gewoonte zich heeft bestendigd en nu nog steeds door loopt. Vandaag echter liggen de kaarten anders nu ik een totaal andere richting ben ingeslagen. Mijn blogs zijn langer nu, het zijn geen 500 woorden meer die ik, dag gebonden, schrijf, het zijn nu fragmenten uit een manuscript dat zich aan het schrijven is. En dit schrijven gaat zo vlug dat mijn blogs het niet meer kunnen bijhouden.
Maar er is heel wat meer. Ik beken dat ik rondloop met de gedachte dat ik me belachelijk maak, oer-belachelijk: een boek schrijf je niet op je negentigste, een boek schrijf je - als je talenten hebt - op je dertigste, als je nog de tijd hebt om verder te evolueren, naar grotere werken toe; een boek begin je dus absoluut niet, een halve eeuw later, als de tijd dringt om het boek te eindigen. In elk geval, normaal is dit allesbehalve.
Ook, en dit ondervind ik dagelijks, is de inspiratie te zeer naar binnen gekeerd, is het verhaal rechtlijnig; zijn er geen schokkende gebeurtenissen meer die je bedenken en verwerken kunt; is het zo dat je leven geleefd is en meteen je fictieve uitvallen sterk begrensd zijn. Maar je bent ten volle Richard Rorty indachtig – trouwens het is het enige dat je van hem begrepen hebt - dat je je persoonlijk leven en de omstandigheden ervan, vergeten moet als je een boek wil schrijven.
En dit is dan ook, voor wat het waard is, mijn stelregel: 10% van het geheel is autobiografisch, het kader; de overige 90% zijn fictie, de invulling ervan, de mogelijkheden die er waren voor mij, zoals die er zijn voor elk van ons, zijnde het leven dat gedroomd wordt en uitgebouwd als reëel.
Hoe verder ik kom, hoe meer ik voel dat ik nog verder wil. Mijn blogs, het volume dat ik er aan geven wil, is ontoereikend om het ritme van het manuscript bij te houden. Ik zou per dag minstens twee blogs moeten inloggen om het manuscript te volgen wat niet kan en ik ook niet wil. Het verhaal dat ik op het oog heb - ik noem het mijn manuscript - breidt zich uit, lijk een zee die over het strand vloeit en zich verder en verder waagt, het land in, gestaag, zonder op te houden. Ik zit dus ettelijke pagina’s verder en weet dat ik het manuscript, aan dit ritme, slechts voor de helft zal ingelogd hebben als, normaal verwacht, het boek al zal geschreven staan, in een, min of meer, definitieve versie. En dan, ja, wat dan?
En over inspiratie gesproken – de inspiratie om te werken – die is soms karig, soms heel vloeiend. Maar zelfs in dit laatste geval biedt ze geen absolute zekerheid, wordt het resultaat ervan niet altijd optimaal, wordt het herdacht, herwerkt, zoals hij het vertelde aan Larissa op de receptie van dagen geleden. Het is dus niet omdat het geschreven staat dat het resultaat van om het even welke inspiratie onherroepelijk behouden zal blijven. Het schrijven is en blijft a struggle, en tegen de tijd, en tegen het woord, en tegen het aanvaardbaar zijn.
Jij die me leest, vriend die ik ken of niet ken, wens me moed, of, zoals te lezen staat, boven in de ingangshall van de, destijds, Centrale Bank in dit land: de bede van de architect, Hendrik Beyaert: ‘bid voor zijn arme ziel, hij peist wel dat het zal nodig zijn’.
|