Na zijn tirade van wijsgerige woorden was hun gesprek even stil gevallen. Een gesprek over God is geen gewoon gesprek, is een gesprek in de diepte, niet zo gemakkelijk te volgen. Raoul moet het moeilijk gehad hebben. Hij zal wellicht gedacht hebben, welk vlees heb ik nu in de kuip; dacht wellicht na wat hij antwoorden kon op de vraag die hij op het einde gesteld had, en vond misschien geen antwoord, of achtte geen antwoord nodig. Ze hebben de rest van de fles gedronken, maar de sfeer scheen gewijzigd, John Field klonk anders. Voor Ugo was het uitvoerig betoog over de God van het bos er te veel aan geweest, het had hem mentaal leeggehaald.
Dit is wat gebeurt telkens als hij de wereld van de geest betreedt, enkel aandacht heeft voor wat los komt in hem en niet bemerkt dat de aandacht van de man die luistert aan het afzwakken is.
Er werd wel nog wat heen en weer gepraat over ruimere, dagelijkse dingen, tot Raoul teruggreep naar het voorbije, en vertelde hoe hij in het bezit was gekomen van het landgoed. Hoe hij van de verkoop gelezen had, in een dagblad dat een reiziger vóór hem, had laten liggen in de trein, op de plaats waar hij was gaan neerzitten. Was hij op precies die plaats niet gaan neerzitten, hij zou van de verkoop van het landgoed nooit iets vernomen hebben en zou op een andere plaats terechtgekomen zijn.
Toeval, had Raoul gezegd, toeval heeft altijd een rol gespeeld in mijn leven, ook het feit dat ik jou heb ontmoet op die plaats in het bos waar ik, als ik er nu aan denk, naar toe gezogen werd of dan toch was het een beslissing die ik niet gewoon ben te nemen.
Alles is toeval had Ugo geantwoord, toeval moeit zich met alles, ook met de kleinste gebeurtenissen die het voorspel zijn van andere die meer opvallen en op hun beurt de aanleiding zijn voor nog andere die er boven uitsteken, zoals onze ontmoeting in het bos. Alles kent een begin, maar waar het begin gelegen is weten we niet, je moet in elk geval heel ver terug gaan in de tijd, te ver opdat het zin zou hebben.
Ja, vond Raoul, maar het is een vaststaand feit, ware ik niet op die plaats in de trein gaan zitten – hij herhaalde zich - ik zou niet geweten hebben dat het landgoed te koop stond, ik wist zelfs niet dat het bestond.
Eigenlijk, eigenlijk, ging Raoul verder, moet ik, als ik je volg, de man bedanken die zijn dagblad heeft achtergelaten, ware die er niet geweest al wat er op volgde zou niet plaats gevonden hebben, ook niet onze ontmoeting en dan nog in het bos, de enige plaats waar ik je ooit had kunnen ontmoeten. Het was dus wel degelijk, zoals je het vernoemde, een rendez-vous, waar de omstandigheden hebben voor gezorgd.
Inderdaad, had Ugo geantwoord, je had even goed het dagblad in de trein onaangeroerd kunnen laten of, je had ook een andere weg kunnen nemen in het bos, niemand zou ooit over toeval gesproken hebben en we zouden elkaar misschien nimmer, behalve dan die keer in de crypte van de Sint-Pietersabdij, hoewel we hetzelfde dorp bewonen, gekend hebben. En ik, ik zou nooit dat gedichtje gelezen hebben, we zouden er nimmer over gesproken hebben en ik zou je niet overhoop hebben gehaald met mijn woorden over die God van mij.
En ik, had Raoul er aan toegevoegd zou nimmer je heerlijke wijn hebben geproefd, en hij keek naar de fles, je ‘Porte de Novembre’.
Ugo bekende hem dat hij van in zijn verre jeugd een band had met het landgoed; het was zijn droom landgoed geweest tot in zijn jonge jaren - nu nog dacht hij maar hij zegde het niet. Het is mijn broer die me vertelde me van de verkoop en ik beken dat ik van ver de werken heb gevolgd van het uitdiepen van de gracht er omheen en het plaatsen van een metershoge omheining, die op korte tijd begroeid was met een haag van klimop zodat je het prieeltje in het park niet meer onderscheiden kon. Nu zag hij het duidelijk als een verre voorbode van de band die op de ene of andere wijze tussen hen zou ontstaan. Dit had hij nog verteld, maar andere zaken had hij verzwegen.
|