Ik ontken het niet dat dit een bijzondere dag is die, hoe dichter naar de avond toe, een inhoud krijgt die weinig andere avonden bezitten. De reden er voor mag dan nog enigszins weggedeemsterd zijn, de verwijzing naar een gebeuren in de tijd is gebleven en of dit nu plaats vond op die avond of op een andere dag of avond, de geboorte van het Kind Jezus is de aanleiding geweest tot een omwenteling in het gedachtengoed van een groot deel van de mensheid; het is een gebeuren dat een beschaving, die van het westen, heeft op gang gebracht, een beschaving die zeer diepgaande is geweest en grote gevolgen heeft gekend en zich nog steeds – hopelijk zijn het niet de laatste stuiptrekkingen geworden – weet recht te houden.
Het is dan ook kleinzielig, vernederend zelfs, en typerend voor de aard van mens die ze zijn, tegen wat symbool staat voor deze avond in te gaan, en wel omdat het een beginpunt is, waarop de mens zich heeft losgerukt van het materiële, om niet te zeggen het dierlijke, dat school in hem, dat hij beginnen kijken is naar het betere in hem en dat hij zich geplaatst heeft in een gemeenschap met vooruitzicht op een eeuwigheid.
Zich hiertegen verzetten, het symbolische geankerd in deze avond verwerpen, is zich plaatsen buiten deze gemeenschap, is het teken van een Einzelgänger, die zich zelf uitroept tot een alles weter, zonder enige band over te houden met de essentie van een beschaving waaruit hij is opgestaan.
Ik denk eens te meer aan Michel Onfray, onze filosoof van dagen terug, die ons elk magisch denken ontneemt, die ons laat verzinken in de kilte van beschouwingen die niet de minste band hebben met de innerlijkheid der dingen, met een wereld, die ons als mens werd toegekend, de wereld van wat onzichtbaar blijft, opdat we met verheven hoofd, beseffen zouden dat het leven dat we leiden, nood heeft aan verdieping, nood heeft aan een uitzwerven, al was het maar één dag, één avond in het jaar, in een totaal ander landschap, dit van het sacrale dat het wonder van het leven is.
Waar deze avond een duidelijk verhaal oproept, dat is blijven hangen al was het maar in zijn grote lijnen – ik ben telkens verrast als ik hoor hoe weinig er van over gebleven is – staat hij ook symbool voor wat ons het duurbaarste is, namelijk als mens te kunnen leven in peis en vrede, en elk teken dat dit symbool uitdraagt, het mag nog de duif van Noah zijn met het blad van een olijfboom in de bek[1], het mag nog een stalletje zijn met os en ezel en een kind in de kribbe – het bewijs van een rijke verbeelding – is aan te moedigen in plaats van te verwerpen.
De wereld heeft meer dan ooit nood aan symbolen die het goede, het verrijkende, het verhevene in de mens aanwakkeren, die hem wijzen op de afstand, hoe klein ook, die werd afgelegd, al was het met horten en stoten.
Ik zie het als een groot voorrecht te kunnen, te mogen zeggen wat de avond van 24 december voor mij betekent. Ik hoef niet, zoals ik heb gedaan, naar de middernachtmis te gaan om het verhaal te horen en ik weet ook hoe het verhaal van Maria – maar dan heel wat minder prozaïsch - geschreven staat in een ander boek dat hier ingang aan het vinden is. Ik hoef dit allemaal niet meer. Maar wel heb ik, meer dan ooit nood aan een uitzicht op een licht boven de horizont om mijn dag te beginnen. De zoveelste in mijn leven.
[1] Genesis 8, 11: And the dove came in to him in the evening; and, lo, in her mouth was an olive leaf pluckt off: so Noah knew that the waters were abated from off the earth.
|