De vraag wat kunst is heeft vandaag zijn antwoord: ‘Kunst is wat een kunstenaar maakt of zelfs, wat hij doet’. Dus de vraag die we ons vandaag stellen moeten luidt: ‘wie of wat is een kunstenaar?’ En dit is van een totaal andere geaardheid, echter even moeilijk te beantwoorden.
Houellebecq[1], in zijn ‘La carte et le territoire’ had er een mening over. Voor hem was een kunstenaar: hij die meer dan de anderen open staat om de onzichtbare tekens die ons aanzetten tot een creatieve prestatie als een soort verplichting te interpreteren en deze verplichting uit te voeren. En wij voegen er aan toe: een kunstenaar is iemand die doet wat een ander niet doet, namelijk, zich uiten in iets, tevoorschijn komen uit de massa met een of ander idee, tonen dus dat hij bestaat, leeft en denkt en, aan het leven een bepaald iets heeft toegevoegd.
Het is dus niet meer het gepresteerde dat beoordeeld wordt, wel de mens die het gemaakt heeft en van het ogenblik dat hij iets maakt kunstenaar wordt.
En daar staan we dan, vooral dan wij die vinden dat kunst schoonheid moet zijn, verheffen moet, ons bekoren moet, ons raken moet in het diepste van ons zijn zodat we geneigd zijn alle werk, dat niet beantwoord aan onze maatstaven van kunst, te verwerpen. We worden nu overhoop gehaald omdat we vasthouden aan principes die kennelijk niet meer van deze tijd zijn.
Als ik op de voordracht van de Heer Peter Jonnaert, kunsthistoricus, over ‘De rol van de kunstenaar in de maatschappij doorheen de kunstgeschiedenis’, ben tussengekomen, dan was het omdat ik mijn idee: ‘het is niet het werk dat moet beoordeeld worden maar de maker ervan’, naar voor wou schuiven. Maar de spreker zag mijn leeftijd, dacht – en terecht - dat ik hem niet begrepen had en dat ik nog vasthield aan de oude waarden over kunst. Ik kreeg dan ook niet de gelegenheid te zeggen wat ik zeggen wou, namelijk dit wat ik hierboven heb uiteengezet.
Ik zal me dus niet meer blijven vast houden aan de vraag of het wel kunst is wat de kunstenaar heeft afgeleverd, want vandaag zijn we hierin verkeerd, dit is van de vorige generaties toen de kunstenaar optrad in de eerste plaats als de ambachtsman die hij was en moest zijn, en zijn uiterste best deed opdat wat hij maakte, zo mooi en zo perfect mogelijk zou zijn. Hij moest in de eerste plaats tonen dat hij zijn ambacht kende, de techniek ervan en pas daarna streven naar het mooiste, het meest handige, het meest perfecte.
Dit is vandaag van de vroegere generaties, het is geen kwestie meer van kunnen, het is een kwestie van zijn geworden. Kunst is wat van de kunstenaar is, wat dit ook moge zijn of hoe dit zich ook moge voordoen. En, als de wil er is iets nieuws te brengen, is Kunst al wat de kunstenaar heeft gebracht.
Ik heb er voortaan geen moeite meer mee. Ik loop in het gareel. Damien Hirst is een groot kunstenaar zelfs al is zijn werk, voor mij, geen kunst.
[1] Michel Houellebecq: ‘La carte et le territoire’, Flammarion, 2010
|