Hoe kijk ik neer op dat ‘waanzinnig’ geschrijf van mij; hoe beoordeel ik het als ik voor de zoveelste maal herbegin, niet waar ik gisteren gestopt ben, maar verder flanerend over de struikelwegen van het woord?
Maurice Gilliams had het in zijn tijd over ‘het gedroomde boek, zonder gebeurtenissen, zonder intriges, zonder beschrijving, zonder merkbaar begin of einde: ‘le livre sur rien, qui ne se tiendra que par la force interne de son style’, en hij schreef zijn Elias. Wat neerkomt op een boek, niet sterk gehouden door zijn verhaallijn, maar door de wijze waarop de taal, het woord werd gebruikt.
Ik tracht er naar, dat wat ik doe neerkomt op het bedrijven van literatuur, in de eerste plaats omwille van de literatuur. Het is telkens een stukje proza geschreven op een bepaald moment van de dag. Ik beken vandaag, dat ik me in mijn leven, te zeer heb laten leiden door de woorden van een bejaarde, wijze dame – ze had een groot deel van haar leven doorgebracht in Argentinië – die ondervonden had dat haar leven voldoende roman was geweest opdat ze er nog een schrijven of lezen zou. Ik heb dit heel lang in het ‘achterhoofd’ gehouden maar ondertussen heb ik begrepen dat deze regel voor mij een excuus was om mijn onkunde, mijn onmacht een roman te schrijven, te camoufleren.
En hier sta ik dan, ik mag me gelukkig achten dat ik elke dag een stukje proza schrijven kan en mag. Een mens moet inzien dat hij beperkingen heeft, dat niet iedereen een groot componist, schilder of schrijver kan worden of zijn; dat er eisen, voorwaarden zijn waaraan moet worden voldaan. Eens je dit begrepen hebt, kun je je dromen afbouwen, en zonder al te veel illusies verder gaan op de weg die je, onachtzaam misschien, hebt ingeslagen.
Dit om te zeggen dat ik in bewondering sta voor schrijvers die me boeien kunnen en dan denk ik aan ‘De Bekeerlinge’ van Hertmans, het boek dat ik onlangs las, wat niet betekent dat het een werk is dat, wat het verhaal betreft, ver boven al het andere dat ik ooit las uitsteekt, maar de taal en de beschrijvingen zijn superieur.
En dan stel ik me de vraag of ik, met wat ik schrijf, mijn lezers boeien kan en, of het niet wenselijk en beter ware geweest dat ik een poging had gedaan om een echt boek te schrijven gebaseerd op een verhaal dat zich, niet in de breedte maar in de diepte afspelen zou?
Ik lees over de shortlist van de Man Booker Prize 2016. Als er een boek is dat ik misschien lezen zou is het dit van Madeleine Thien een Canadese schrijfster met Maleisische-Chinese roots, die naar ik vermoed op basis van de korte recensie, evenzeer in de diepte als in de breedte geschreven werd. Het is die middenweg die ik zou kunnen bewandelen.
Ik heb pogingen gedaan in die richting, maar als ik herlees wat ik schreef dan is het onvoldoende, ben ik op heel wat plaatsen niet hoog-creatief geweest, heb ik me niet, zoals een vriend me schrijft – en hij heeft het van Kristien Hemmerechts – durven ’smijten’, heb ik me niet hals over kop in het ijle gestort om te zien waar ik uitkomen zou.
In andere woorden, wat ik geschreven heb is misschien samenhangend wat de breedte betreft, maar onvoldoende wat de diepte van het woord betreft. Ik heb het wel geschreven maar ik heb niet beleefd wat ik schreef.
|