Ik ben ervan bewust dat de poëzie me heeft verblind, dat ik onvoldoende oog heb gehad voor het echte leven. Maar ik sta niet alleen, ook Francis Jammes wist dit als hij schreef: ‘La poésie que j’ai rêvée gâta toute ma vie…’. En nu is er Menno Wigman, stadsdichter van Amsterdam in 2012 en 2013, hij ook voelt zich slachtoffer, hij ook werd verblindt door de poëzie zodat, zegt hij, ‘slordig met geluk’ is geweest. Ik lees dit laatste in een recensie van Luuk Gruwez over de dichtbundel van Menno Wigman[1].
Ik herhaal hiermede wat ik onlangs geschreven heb dat ik niet altijd de realiteit in het oog heb gehouden, dat ik er soms ‘slordig’ mee omgesprongen ben, wat zich nu aanbiedt als gemiste kansen in mijn leven. Was het aan de poëzie te wijten? Niet altijd maar toch in heel wat gevallen.
Ikzelf beperk me tot het schrijven van een paar zinnen er over, Wigman - als ik Gruwez lees - schrijft er een dichtbundel over met de verzuchting: ‘waarom mijn lichaam waart je mij zo weinig waard?’.
Zou ik ook zo iets wagen te schrijven, zou ik ook naar mijn lichaam, naar mijn handelingen verwijzen om tot een waardebepaling te komen? Ik denk het. Ik weet nu dat ik het materiële altijd, en zeker te veel, over het hoofd heb gezien. Het is de poëzie, het zijn de letteren geweest die een te belangrijke rol hebben gespeeld in mijn leven.
En het is verloren moeite geweest. Meer wil ik er niet over kwijt. Maar ook, het is niet nu ik al zo ver sta, dat ik vandaag de poëzie zou achterwege laten. Ik kan dit niet, ik zou er bij sterven, en ik moet zeggen dat ik verwachtend uitkijk naar ‘De Bekeerlinge’, het boek van Stefan Hertmans dat op 8 oktober verschijnen zou. Het is aan hem dat ik me spiegelen wil om te weten of wat ik presteer enige letterkundige waarde heeft, want een verzuchting van mij – zelfs op late leeftijd – is meer te gaan lezen om beter te kunnen vertellen, wat nimmer mijn sterkste kant is geweest, en een schrijver moet kunnen vertellen of anders is het beter – Karel Jonckheere zegde dit – is het beter dat hij sterft als schrijver. Zo, wat dan zeggen over de poëzie die zou maken dat we, zegt Wigman, ‘slordig met geluk’ omspringen?
Is het poëzie te schrijven dat de avond valt en het licht verzacht tot stilte, dat de dingen zich sluiten voor de nacht?
Is het poëzie te zien hoe de zon gaat dalen, hoe ze nog even hangen blijft juist boven de horizont, terwijl je verder schrijft, de laatste schaduw van uw hand op het blad dat je vol zet met tekens die anderen lezen zullen en weten dat ze van jou komen. Woorden die binnen druipen in je geest, woorden die je omhelst.
Is het poëzie te wachten tot de maan opkomt, de bomen een donkere massa, je hand verstijft tot in je vingers en je moeite hebt om je geschrift te volgen op de lijnen van het blad en jij, de tijd vergetend, schrijven blijft.
is het poëzie? Je zoekt het uit, je wilt het weten, je hebt geen oog voor wat van de wereld is, je kijkt binnen in die rust van jou, rust en bezinning; je grijpt nog de laatste stralen licht, het laatste vleugje poëzie, je houdt het even nog, op je lippen, op je handen.
Je kunt heen gaan nu en het meenemen met jou, een jager op wat poëtisch te zeggen is, in een stramien van woorden, lijk de klanken in het wondere Allegretto van het Strijkkwartet nr. 8 van Shostakovich. Is het poëzie?
Nawoord:
Vrienden kantelen over mij: ik heb dit pas over geschreven als er een e-mail binnen komt van een vriend. Zegt hij tegen me:
Where is the Life we have lost in living? / Where is the wisdom we have lost in knowledge? / Where is the knowledge we have lost in information?
Hij citeert dit uit ‘Choruses from ‘The Rock’ (I. vers 14 -16). Hij ontroert me omdat hij het is die me, zo vroeg in de morgen, herinnert aan de dichtbundel van T.S.Eliot[2], en ik ben gelukkig ook dat hij, zoals ik, T.S.Eliot in zijn hart draagt. Het is een excellent begin voor een dag. Hij had er nog twee regels (17 en 18) mogen aan toevoegen:
‘The cycles of Heaven in twenty centuries / Bring us farther from God and nearer to the Dust
[1] Menno Wigman: ‘Slordig met geluk’, Prometheus, 63 blz.14.95 €. In de Standaard der Letteren van 2 september 2016. [2] T.S.Eliot: Collected Poems 1909-1935, Faber & Faber limited, London, 1958.
|