Vreemd kan het lijken dat je zonder ook maar iets te zoeken of te provoceren, rechtover iemand aan tafel zit die volledig is afgesteld op die geest van jou.
Je kunt je afvragen hoe het komt dat je je daar bevindt, en face de lui, terwijl je normaal op een andere plaats wou gaan zitten, naast je echtgenote, maar deze om praktische redenen, je verzoekt een andere plaats op te zoeken en je terecht komt daar waar je hoorde te zijn. Wat je niet wist, wat de persoon in kwestie evenmin wist, maar we zaten recht over elkaar: hij niet wetende wie ik was, ik niet wie hij was. Onze geest wist het, of beter, onze elektronen wisten het. Ze wisten het van het ogenblik dat we in het restaurant aanwezig waren. Hoe ons samenbrengen was hun enig probleem, maar ze slaagden waar niemand anders erin slagen zou.
Ik zoek in mijn geheugen dat me voorlopig in de steek laat - zoals het me in de steek liet toen ik zocht naar de naam van Marc Penninck, esoterieker en Bruggeling, aan wie hij me herinnerde – maar er gebeurde iets dat ons instelde op een identieke golflengte en van dan af was er eenheid in onze gedachten.
En nu weet ik het terug, zijn vader, geboren op de zevende dag van de zevende maand aan wie gevraagd werd hoe hij zich voelde op de ouderdom van zevenenzeventig jaar. ‘Goed’ had hij gezegd, ‘maar hier’, en hij wees naar zijn rechterslaap, ‘hier voel ik me nog eenentwintig’. Ik antwoordde hem dat mijn moeder was van de zesde dag van de zesde maand van het jaar zes (1906), maar dat ik me, op mijn achtentachtigste voelde als zijn vader op zevenenzeventig.
Zo ontstond ons gesprek. Vernam ik dat hij een bedrijf had opgericht en leidde met als naam ‘ademTIJD’; zegde ik hem dat ik een manuscript had met als titel ‘De Adem van de Dagen’; gingen we akkoord dat toeval niet bestond, en als het niet bestond er iets anders was dat ons had samengebracht door ons in een menigte van meer dan honderd personen recht tegenover elkaar te plaatsen.
Achteraf, in de namiddag gezeten aan de vijver, dacht ik dat het onze elektronen moeten geweest zijn en schreef ik erover in mijn blog van gisteren die hij moet gelezen hebben, want van morgen, vroeg hij mij via facebook, om zijn vriend te worden, wat ik gedaan heb en waarbij ik hem langs deze weg wens te antwoorden, wetende dat hij me lezen zal
Terwijl ik dit schrijf, op BRAVA een schitterende uitzending over het leven en het werk van Beethoven, aangevuld met prachtige beelden waarvan ik nu en dan een beeld opraap en een tekst die ik beluister met een kwart oor, terwijl ik verder ga met deze blog te schrijven om aan te komen waar ik aankomen wil.
Dit kon een verhaal zijn dat neigt naar het transcendente, maar het is het niet, het is een reëel gebeuren dat mijn ongeloof, in wat toeval wordt genoemd, bevestigt, dat het toeval niet meer is dan een samenloop van omstandigheden die, als oorzaak en gevolg, hun wortels hebben, ver, heel ver in de tijd van ons allen samen, en van mij en hem in het bijzonder.
Mijn schrijven eindigde samen met het onovertrefbaar einde van de negende symfonie van Beethoven. Ik voelde me een gelukkig man, ook omwille van Beethoven, ook omwille van Brahms erna.
Men vertelle het voort.
|