Het ritme wordt volgehouden, het wordt opnieuw een tocht naar de laatste dag van de maand, waar ik aankomen wil, hoewel geen absolute zekerheid, die is er niet, is er nooit.
Gisteren was voor mij een breuklijn, een begin van afstand doen van wat de zomer was, thans wachtend op de volle herfst die ons verrassen zal met zijn licht als poeder over de dingen. Een vooruitlopen is het op wat onvermijdelijk komen gaat, een beleven al van wat nog niet is.
Dit schrijvend, voel ik me vanmorgen als in een vooruitgeschoven stelling van waar ik kijken kan, én naar wat was én naar wat komen gaat, terwijl ik noch gebonden ben aan het ene, noch aan het andere. Een vogelvrij verklaarde die de dingen raakt met de voelhorens van de geest. Die, zonder zich te verplaatsen, van vele plaatsen is, deze van vroeger en ook, maar dit is nog af te wachten, van wat nog komen zal, deze van nu er telkens tussenin.
Of de complexe wereld van het zijn, te weten wie je bent, vooral dan als je schrijft, als de woorden op jou afkomen, woorden die je niet had verwacht aan elkaar en uit elkaar opgedoken, het ene woord het andere zijnde en toch ook niet.
Hoe je dagelijks dit spel toch waagt te spelen: vanmorgen opgestaan uit de nevelen van je droom die hangen bleef, in de ruïnes van een oude abdij waar je neerzat op wat stenen. Een man, in donkere pij, die je zegde, met de vinger wijzend, dat je daar niet zitten mocht, dat de stenen geheiligd waren door het gebed van velen, en ze niet besmeurd mochten worden door een man zoals jij, die het gebed niet meer kende.
Ik ben er weggegaan, het hoofd gebogen, meen ik toch. In elk geval, wakker geworden met een vreemde smaak in de mond, als van bier en cola gemengd.
Denk ik dan dat mijn hart misschien heeft stil gestaan, even, heel even maar, en dat dit nog gebeuren kan; denk ik dan dat, mijn dromen daar gelaten, de dag voor mij, een grote weelde was van licht en openheid van velden, en essentieel voor mijn bestaan, de herinnering aan het bezoek - de bomen roerloos, de wind een zucht - dat het een dankbaar gebeuren was, dat nog niet ophoudt te zijn. Zelfs als de nieuwe dag er is, die je schrijvend binnen gaat om er nog meer te zijn: de ginkgo biloba in het gras, de notelaar, de beuken en de blauwe luchten, en, het in elkaar vergroeide minuscule stukje haag – wat jij ook zou gedaan hebben –opgehangen aan de muur bewaard gebleven. En wat ik niet vergeten mag de vele vormen van kunst die ik er ontmoeten mocht: creatie van vorm en beelden in ceramiek, een doek dat een landschap was waarin je verdwijnen kon voor een tijd om er met jezelf te spreken.
Zovele tekenen om te houden, hoe je er waart, en wat je er aan overhield.
|