Omdat het de dag en het uur was dat ik het zou terugvinden ontmoette ik, in mijn dagboek van 1993 - dat ik, om geen andere geldige reden, de avond ervoor uit zijn rek had genomen - gekleefd op de binnenkant van het couvert, het knipsel uit de ‘Wonderboy’, het zoveelste stripverhaal van de briljante Marc Sleen[1].
Het is strip 125 en 126 en het gaat over de ontmoeting van Adhemar met Wonderboy, op de daktuin – ‘’s zomers verkies ik op de daktuin te studeren’ – met aan zijn voeten, boeken als: ‘A.Gore Jr; W.James Amerikaanse Psychologie; H.Longfellow, The Beffroi of Bruges’; een Samuel Beckett.
En dan, wonder boven wonder, Adhemar die een boek van T.S.Eliot opneemt – ik, neem de wolkjes over - en vraagt: ‘O, lees jij ook T.S.Eliot?’
En Wonderboy: ‘Mijn lievelingsdichter, mijn livre de chevet. Four Quartets’ van Thomas Stearns (1888-1965) is nooit ver uit mijn buurt. Het is een hoogtepunt uit zijn poëtisch oeuvre… Maar ook een mijlpaal in de wereldliteratuur. Hij is onbeschaamd elitair. Herinner je je uit East Coker: in order to possess what you do not possess, you must go by the way of dispossession’.
En, voegt Adhemar er aan toe: ‘And what you do not know is the only thing you know’.
‘Meesterlijk!’ Zegt Wonderboy: ‘The only wisdom we can hope to acquire is the wisdom of humility: humility is endless.’
‘Mooi! Een spelletje schaak?’
‘Graag.’
Tot daar de schitterende Marc Sleen. Wie, onder de kenners van T.S.Eliot, heeft deze tekst, een unicum wellicht in de geschiedenis van het stripverhaal, gelezen en gekoesterd, uitgeknipt en bewaard?
Ik zelf leerde T.S. Eliot kennen op een uitzonderlijke namiddag in ‘Smith and Son’, een Engelse boekenwinkel in de hoofdstad. Ik stond aan de stand ‘Poetry’, ik had een dun boekje, ‘Four Quartets’, uit het rek genomen en las de beginregels ervan, toen, precies op dat ogenblik, een hand op mijn arm werd gelegd en ik opkeek in de groot open ogen van de vrouw, van het jonge meisje voor mij. Wat werd er gezegd toen, in welke taal? Woorden die gevoelens waren, die ons overhoop haalden tot heel lang erna. We zijn een thee gaan drinken erna op de eerste verdieping. Later zou ik er regelmatig terugkeren om een thee te drinken, met een boek naast mij, een boek dat ik niet las, omdat er de herinnering was.
De drie-eenheid van het zijn, het ogenblik van het nemen van de dichtbundel, de hand op mijn arm en de ogen diep in mij. Een film die zich vasthaakt in jou en regelmatig wordt afgespeeld, ook op 21 april van het jaar 1993 toen je het stripverhaal las, ook vandaag, nu je het knipsel als een waardevol document opneemt in je blog en je het een totaal nieuw leven geeft dat echoën zal in de vele kamers van de geest, verspreid over vele plaatsen, maar deel uitmakend van de Grote Geest die het Universum is.
[1] De Standaard van 21 april 1993
|