Ik heb een rek dagboeken staan waaruit ik er, nu en dan eens, een ter hand neem. Ik blader er even in en keer er telkens, als een verloren man, uit terug. Ofwel, wat er staat is in de geschreven vorm moeilijk leesbaar, en dan sta ik voor de tekst zoals ik stond voor de stapel boeken op een foto, genomen met smartphone om 02.00 uur, ofwel schijnt, bij ontcijfering ervan, de tekst me waardeloos toe. Het enige dat ik dan zou willen uit overhouden zijn de foto’s, knipsels en tekeningen er in, wat eigenlijk het meest toegankelijke is. Het overige? Ja, wat met de woorden die uit mij zijn geborreld, wat doe ik er mee als ik vaststel dat er weinig bruikbaars in steekt, dat het daar niet is dat ik moet gaan zoeken om te weten over wat ik elke dag zal gaan schrijven.
Is het dan allemaal verloren moeite geweest? Ik weet het niet, wat er op het rek staat, zijn documenten die, in blok genomen, de waarde hebben van er volgeschreven te staan. Ze verwijzen alle naar een enigszins gestoorde geest die dacht, met zijn woorden, de wereld binnen te treden, of dan toch, dat hij met het bijhouden van zijn dagboek, literair goed bezig was en hij aldus als schrijver naam zou verwerven. Waarin ik me dus schromelijk heb vergist.
Ik heb dus dertig jaar ‘largely wasted’, want waar ik mee bezig was, was louter oog verblinding, het meest nog oog verblinding voor mezelf. Zo, na al die jaren, waar sta ik dan vandaag? In plaats van zoals in het verleden, mijn geschriften geborgen te houden, heb ik nu het stadium bereikt van een zekere overmoedigheid en maak ik gebruik van de mogelijkheden die me geboden worden om uit te zwermen, ten minste toch naar mijn vrienden toe, om hen, zonder omwegen – wat een zekere moed vraagt - te zeggen hoe ik ben en hoe ik me voel. Ik schrijf dus niet meer in het blinde weg, ik schrijf met een duidelijke spanning in mij, om te slagen in mijn opzet, verrassing te zijn, het liefst literair en poëtisch. Zijnde de uiting van de staat van gratie waarin ik me op bepaalde ogenblikken in dit, mijn leven, soms bevind en die, - ik voeg dit er graag aan toe - de vreugde van mijn dagen uitmaken.
Zo ben ik vandaag ontwaakt, heb ik het licht zien groeien en de warmte ervan gevoeld op mij, ben ik gaan schrijven en heb ik, eens te meer, dingen verkondigd die om diverse redenen beter verzwegen waren gebleven.
In feite geef ik me er rekenschap van, dat wat geschreven werd een brief is aan mezelf. Het verwijt dat ik me toestuur in verband met ‘the years largely wasted’ met zaken die geen aarde aan de dijk hebben gebracht, die me vastgehouden hebben in een soort van potentievolle droom waarvan ik dacht dat hij zich aan het verwezenlijken was, maar die achteraf, maar uitviel zoals een droom gewoonlijk uitvalt: vlug te vergeten, en vooral, vooral er niet te gaan op bouwen, zelfs en zeker niet een huis in de woestijn.
Ik heb in mijn leven, wel grote schrijvers gekend, grote poëten, heb hen met grote dankbaarheid gelezen en meegedragen waar ik ging. Maar, en dit is mijn drama, ik was te minuscuul om in hun voetsporen te lopen.
|