In de Standaard van 8 juni, Ruben Mooijman over een onderzoek, geleid door professor Ruud Koopmans van het Wissenschaftszentrum Berlin für Sozialforschung, waaruit onder meer bleek dat 65 % van de moslims oordeelden dat de wetten van de Koran belangrijker zijn dan deze van het land. De resultaten spreken aldus duidelijk tegen dat het religieus fundamentalisme in de islam een marginaal fenomeen is in West-Europa, het christendom heeft dit fundamentalisme ook gekend. ‘Binnen de islam is het niet meer dan honderd jaar oud en pas sinds de Iraanse revolutie van 1979 is het een noemenswaardig wereldwijd fenomeen geworden’. Er bestaat thans in Europa een fundamentalistische islam die helaas meer aanhangers telt dan we zouden willen en dat velen niet willen inzien, aldus Ruud Koopmans.
En de recescent besluit met te zeggen: ‘Een niet verwaarloosbare groep steunt geweld in naam van het geloof. Als geen ander land in Europa zou België moeten weten dat dat iets is om ons serieuze zorgen over te maken’. De politiek sluit er schijnbaar de ogen voor, het zal wel zo een vaart niet lopen. Maar het gevaar loopt, het is er, het fundamentalisme bij velen ’crève les yeux’.
En in een ander bericht: het begint heel vroeg, in bepaalde Brusselse scholen, is voor elfjarigen muziek haram en zwemmen ook (ze hebben schrik tijdens de ramadan een slok water binnen, te krijgen). Och arme Bach als ze het ooit, binnen een à twee generaties, voor het zeggen hebben.
In de Standaard der Letteren van 10 juni: In een interview verklaart de Hongaarse schrijver György Konràd (1933) onomwonden dat de islam een gevaar betekent voor Europa. Geen enkel islamitisch land is een democratie. Aan een Duitse Imam werd onlangs gevraagd wat voor hem het belangrijkste was, de grondwet of de sharia. Hij antwoordde: zolang we een minderheid vormen, de grondwet, als we de meerderheid hebben dan de sharia. We zijn dus ruim gewaarschuwd, ook zij die in Europa de politiek beoefenen.
Ik weet dat dit fundamentalisme niet dé islam is, maar het zit erin verweven. Al lezen we ook, als we gaan bladeren in de Koran, heel wat zaken die ons beroeren, lezen we over Abraham en Ishmaël en hoe Maria eenzaam en verlaten bevalt van haar zoon onder een vijgenboom, en horen we, zoals in Sourat XVII, 109[1]:
Si la mer était une encre pour écrire les paroles de mon Seigneur; la mer serait assurément tarie avant que ne tarissent les paroles de mon Seigneur, Même si nous apportions encore une quantité d’encre égale à la première.
Ik weet echter niet of dit geleerd/gelezen wordt in de Koranscholen?
[1] Le Coran, Préface par J.Grosjean, introduction,traduction et notes par D.Masson. Bibliothèque de la Pléiade nrf.
|