Durf ik schrijven dat mijn blog mijn dagelijks gebed is, mijn kijken in mezelf en het projecteren van mezelf in de ruimte of, zijn het maar wat woorden die ik zo maar rondstrooi om wat aandacht op te eisen? Ik heb er geen precies antwoord op, wat ik wel weet dat het ogenblikken van bezinning zijn over wat me bezig houdt en wat ik opgetekend wil voor een dag of een korte tijd.
Soms denk ik, dat ik schrijf voor de eeuwigheid, maar ik ben geen Dante of geen Cervantes, zij kunnen die eigenschap opeisen. Ik niet, ik nimmer. Eeuwigheid hier, is me niet beschoren. Het moet me volstaan even mijn stem te kunnen verheffen om te tonen dat ik leef en besta. Als ik dan zeg dat mijn blog mijn gebed is, dan is het omdat het tevens een gesprek is met wat ons overstijgt, met wat niet te noemen is, maar des te meer aanwezig is voor wie er naar uitkijkt.
Of is er enkel wat gezien, gehoord, gevoeld kan worden en is de rest slechts inbeelding? Deze aarzeling ook maakt deel uit van mijn gebed, het weten of het niet weten of, het denken te weten. De vragen die er uit opwellen zijn veelvuldig en uiteenlopend.
Ik schrijf heel wat met vraagtekens die ik weglaat. Zekerheid is niet van mij en ze zal het nimmer zijn, al geef ik de indruk van wel, maar mijn gebed biedt me tal van mogelijkheden die ik verdelen kan over mijn dagen om te zijn zoals ik me voel op bepaalde ogenblikken: verrukt over wat is of bezorgd over wat komen gaat, maar uiteindelijk wordt alles vermengd en ben ik maar een doodgewoon mens. Boeken die ik las zijn in mij gegroeid, hebben in mij ideeën vastgezet die te persoonlijk zijn opdat ze als gemene deler zouden kunnen aanvaard worden. Ik vrees dus een persoon te zijn, anders dan zij die me beoordelen.
Ik denk, als ik een nest mieren bezig zie, dat ze niet als mier afzonderlijk bestaan, maar dat ze als een soort neuron deel zijn van een ‘gemeenschap’, dus zonder een andere eigenheid dan te fungeren als deel van deze gemeenschap, of, op weinig na, zoals een volgeling van Mohammed die, zoals hij het zegt in zijn ‘inch’Allah’, het niet hij is die handelt, maar het zijn God is die handelt via hem.
Ik behoud nog de eigenheid te zijn wie ik ben, maar heb heel wat moeite me te ontdoen, niet van mijn God, maar van mijn ingesteld zijn op het schrijven, zodat ook van mij de vrijheid van handelen, in zekere mate, als beperkt zijnde moet overkomen.
Het weze dan zo, ook God – die van mij binnen in mij - houdt me in zijn handen.
|