Met het schrijven van een blog kom je niet zo ver in het leven, amper een boogscheut ver, tot bij vrienden en kennissen, meer zijn er niet die je lezen. Je houdt er het zilte van het schrijven aan over, wat je moet volstaan als beloning. Soms, zoals gisteren, en dit is dan je vreugde, is er het wederwoord van een vriend dat je raakt tot in de vezels van je geest, een alleluja in het hart, en dat met een veeg van de hand al het zilte wegneemt van wat er aan voorafgegaan is. Je antwoordt hem langs deze weg, gevoelig als hij is, zal hij je begrijpen.
Zo kom je elke dag naar buiten met wat nieuwe woorden, afgestemd op al wat er al staat van jaren her tot de laatste ogenblikken van je bestaan; woorden die zin en betekenis geven aan al wat er morgen zal zijn, en later als je er niet meer zult zijn, zoals die andere vriend die ging op enkele korte dagen tijd.
Je zegt dan maar: wij die in de vuurlinie staan, al wensen we er niet aan te denken, toch niet voortdurend, groeten u en buigen nederig het hoofd. Wat we schreven is maar wat gebazel geweest, houdt het voor wat het is, maar sluit me op in je herinneren opdat ik er blijven zou als een bron van warmte en van innigheid, zoals ik beide vrienden houden zal in mij en de vele die al gingen. Me achterlatend, gelukkig, hopelijk nog voor een lange tijd, het mogen zelfs jaren zijn. Maar de tijd is niet veel, ‘el tiempo no es’ schreef een groot dichter, want ik ondervind het elke dag, wat er ook moge gebeuren, wat morgen was wordt gisteren in een handomdraai: mijn blog is pas ingediend en ik moet al aan een volgende denken. En denk niet dat er een verpozen is, zelfs het overslaan van een dag zou me weinig helpen.
Zo heb ik van vele dingen altijd naar de kern ervan gezocht en in welke mate deze dingen met mij verweven waren. En omgekeerd, hoe ik verweven was met alles waar ik over schrijven wilde. Onderwerpen zijn er toereikend maar je moet ze vinden en weten wat er over te vertellen valt.
Het dan gebeurt dat je aan de vijver bent en de wind gaat liggen. Het watervlak een spiegel is, voor bomen en voor struiken en de vlucht duiven erover. En jij niet wetende wat er te vertellen valt als in de nacht er in meer maan en sterren in weerspiegeld staan als de winden slapen en de roep er is van de uilen in het bos er naast.
Je zegt dan maar wat je hebt gedacht, zonder er te zijn, wat even geldig is, eens het er geschreven staat.
|