Een zaak is zeker: zijn behoefte om te schrijven is even groot als zijn behoefte om te eten en te slapen. En het komt er niet op aan wat hij schrijft; dag aan dag vult hij blad na blad, en de wil het te doen is even groot als dertig jaar en meer geleden. Niets houdt hem tegen en soms heeft hij de indruk het even druk te hebben als in de drukste periodes van zijn leven. Boek na boek komt op zijn tafel, waarin hij op zoek gaat naar een sprankel inspiratie, als die er nog niet zou geweest zijn bij het opstaan. Veel heeft hij niet nodig en het gevoel dat iemand klaar staat om hem hierbij te helpen komt keer op keer terug, alsof hij geleid werd door iemand in wiens voetstappen hij, Ugo, zijn leven leeft.
Een vreemde vaststelling die hij toch in overweging neemt: hij geënt op de geest van iemand die hem is voorafgegaan, zoals zijn geest, later, gebruikt zal worden door iemand na hem die hij van uit zijn eeuwigheid, leiden zal en bijstaan in al wat met het spiritueel leven van zijn volgeling te maken heeft. Zo zou het kunnen - zekerheid is er niet - dat alle volgelingen van Spinoza, door de geest van Spinoza, die hier nog altijd ronddwaalt, hetzij in geest, hetzij in zijn boeken, bevrucht worden.
Een stellingname van hem die mag toegevoegd worden aan de vele boude uitspraken die hij, lijk vreemde bloemen, achterlaat in de oase van zijn blogs.
Het zou goed kunnen dat hij bij zijn geboorte bestoven werd door de geest van iemand die er was vóór hem of, dat de mogelijkheid kan bestaan dat we, in potentie, bij onze geboorte de geest zouden erven/overnemen van een overledene. Een vorm van reïncarnatie: de vrijgekomen geest die overgaat in de geest van de nieuw geborene. Telkens opnieuw van geest naar geest, en telkens dieper geworteld en met een steeds maar hogere graad van geestelijk ontwikkeling.
En hij kan nog verder gaan en zeggen dat hij die je is voorafgegaan – op zijn beurt gevoed door de geest van ‘zijn’ voorganger en zo verder tot in het oneindige – ook fungeert als een soort engelbewaarder die er voor zorgt dat zijn geest, waarvan je in potentie drager bent maximaal door jou wordt uitgebouwd.
Heeft hij nu, een gekheid verkondigd? Is hij nu helemaal van a tot z op de dool geweest en is wat hij geschreven heeft een te belachelijk iets om er ook maar een ogenblik aandacht aan te schenken?
Het kan, het kan.
Maar, vandaag, op deze dag in de lente die even goed van de herfst kan zijn, kan het ook dat later – zo laat mogelijk liefst - zijn geest, zijnde zijn kosmische ingesteldheid, zijnde zijn binding met het kosmische, zal overgaan in iemand na hem en dat de essentie van wie hij was, overgaan zal en voortleven, in de essntie van een andere ‘ik’, die evengoed ‘zijn ik’ zal zijn. Met deze visie voor ogen heeft hij hier een rol te vervullen: heeft hij er voor te zorgen dat wat hij nalaat aan geest voldoende sterk en krachtig is, opdat deze waardig genoeg zou zijn om aanvaard te worden om te overleven in een nieuwe ‘ik’.
Bezig zijn met de gedachte van een hergeboorte is heilzaam. Het geeft hem een opdracht te vervullen, namelijk verder gaan in het spoor van hen die er waren voor hem: een lange lijn van levens waarvan het beginpunt misschien diegene was die een bizon tekende op de wand van een van de grotten in Lascaux of van waar ook.
Zo, dacht hij, schrijf maar, je voorganger zit je op de hielen, houdt je in de gaten, zweept je op, staat naast jou als je een boek uit het rek neemt, houdt je hand als je schrijven gaat; pas dan is hij gerustgesteld omdat hij vertrouwen heeft in jou.
|