Hoe ik schrijf tracht ik zo goed mogelijk te doen, maar ik ben me ervan bewust dat mijn taal en mijn wijze van uitdrukken verouderd is; ook houd ik soms onnodig rekening met het ritme in mijn zinnen wat verwarrend werken kan. Anderzijds, wat ik schrijf is evenmin de perfectie, mijn onderwerpen zijn ofwel te ver en te diep gezocht, ofwel te voor de hand liggend. Een normale tekst komt er aldus niet uit mijn pen. En aan enige humor durf ik niet denken.
Ik weet slechts van enkele lezers hoe mijn blogs ontvangen worden. Een deel reageert helemaal niet. Ik trek er geen conclusies uit, ik zit nu eenmaal, na vijf jaar, vast in een stramien waar ik zo maar niet van vandaag op morgen uit kan stappen. Al denk ik er wel aan, ik weet nog steeds niet of ik het zou kunnen. Heb er trouwens voor het ogenblik ook geen tijd voor, andere werken krijgen absolute voorrang.
Aan mijn lezers moet ik ook bekennen dat ik het soms zeer moeilijk heb om een onderwerp te vinden en dat het enerverend werkt als ik, zoals vandaag, om 22.00 uur, nog steeds op zoek ben. Heb vandaag prioriteit gegeven aan mijn manuscript en aan een andere tekst die dringend af moest. Ik zeg hiermede dat ik bijna de ganse dag voor mijn klavier gezeten heb, dan toch ruim vijf uren.
Ik weet ook dat belangrijke vrienden me lezen en dat ik me niet kan permitteren hen te ontgoochelen met een verhaaltje. Ik verwacht dus altijd het maximum van mezelf. Het is dus niet altijd, zoals ik soms schrijf, dat mijn woorden zo vlug komen dat ik ze niet bijhouden kan.
Nochtans schrijf ik altijd om de eeuwigheid in te gaan. Het is dus geen schrijven met krijt op een zwart bord, neen, ik wens dat mijn woorden nog lang na mij gelezen worden, al kan het dat er een deel zullen zijn die door het vuur zullen vergaan; dat het ook kan dat ze op zij gelegd zullen worden, vergeten voor een tijd, om dan toch eens weer te worden opgedolven en ontcijferd.
Maar zelfs indien alle tekens ervan tot as zouden vergaan, de gedachten die erin werden neergezet, zullen blijven hangen lijk een parfum in de luchten omheen de aarde en opgesnoven worden, heromgezet in woorden door anderen na mij. Anderen die denken zoals ik dacht maar het verwoorden zullen op een wijze die meer gangbaar is en beter om te bewaren voor de geslachten na ons. Zo blijft er altijd iets over van wie ik was of wilde dat ik was.
Is het dan verbazend dat ik dan telkens denken moet aan wat Ovidius schreef over zijn Metamorfosen?
|