En dan was er nog een derde telefoon, die van Michel. Hij dacht, zegde hij, voortdurend aan hem, hij wou weten hoe het stond met zijn boek, of hij er aan werkte en of het vorderde. Ugo had hem gerustgesteld, had hem verteld dat hij vanmorgen gekomen was aan de kaap van vijftig duizend woorden, dat hij dus halfweg was en dat hij gelukkig was te horen dat er vrienden waren die zich ontfermden over zijn werk.
Goed, heel goed, dan kun je gaan denken aan een tweede boek had Michel geantwoord, want een uitgever wenst te weten of je iets meer kunt dan één boek schrijven. Geen nood had hij geantwoord, ik blijf werken aan mijn boek en blijf ook mijn dagelijkse blog van vijfhonderd woorden verzorgen.
En dan kwam de vraag, een bede bijna, om per mail hem die vijftigduizend woorden te sturen, hij zou ze graag lezen. Je weet dat ik voldoende Nederlands ken, mail me wat je al hebt, stuur het me, s’il te plait.
Hij beloofde het. Hij was hem zelfs heel dankbaar dat hij het lezen wou in het stadium waarin het zich bevond en hij zou het vandaag nog doen, omdat hij, Michel het was, en omdat hij hem kende als een groot literatuurkenner, want had Ugo er aan toegevoegd, het is goede literatuur die ik brengen wil, geen liefdesromannetje.
'Bravo, Ugo, zo ken ik je, stuur het me, zelfs à l’état brut, nu, onmiddellijk'.
Maar Ugo bedacht zich, neen, ik stuur je mijn begin, het deel waar jij een rol in speelt. Het is een sfeerbeeld dat ik er in ophang en dat het boek door wordt behouden. Je geeft me er je oordeel over en we zien wel verder. Maar ik wens ook dat mijn boek voor jou een verrassing blijft, je hebt me wel in Rosario kunnen overtuigen er aan te beginnen en ik heb je raad gevolgd. En ik zeg dit ook in mijn hoofdstuk 1, dat jij het bent geweest die het raderwerk in gang heeft gezet.
Dit was dan hun afspraak, Michel zou het lezen en hem zeggen wat hij er over dacht. Ugo voelde zich opgelucht, voelde dat hij langs diverse zijden gesteund werd in zijn opzet. Vrienden dachten aan hem, hij leefde bij en in hen. Hij zou trachten hen vooral niet te ontgoochelen. Want in hem was er het gevoel dat wat hij tot op heden geschreven had, waardevol was, dan toch voor hem. Of het ook waardevol was voor de wereld ‘was not his business’, wist Eliot, die deze gedachte gaan halen was in de Bhagavad Gita.
Dit is, waarde lezer, een pak woorden dat ik nog wil inbrengen in mijn manuscript. Het scheen me onlogisch toe dat ik begon bij Michel en dat ik erna niets meer zou gezegd hebben over hem, terwijl hij in feite de aanleiding was voor het schrijven van het boek.
|