Aan tafel in een bekend restaurant aan de oevers van de Leie, met de vrienden van de club waar hij nog regelmatig komt. Voor hen uit een weidevlakte die begint aan het water en in een lange trage beweging, zich uitstrekt tot de bomen aan de einder die in een boogvorm de weiden afbakenen, met in hun midden, er boven uit zoals het hoort, de toren van de dorpskerk.
Links de canadabomen, een compacte massa die het kasteel van Ooidonck bijna volledig verbergen en naar rechts toe, met kerk en enkele huizen, de droombomen, lindes en eiken en beuken, hun stammen en kruinen geëtst tegen de grijze luchten, en een brede treurwilg, teergroen al, het eerste teken van de nakende lente. Hij aquarelleert in woorden zoals een vriend die ging, zoon van Saverijs, het placht te doen als hij hier met hem aan tafel zat.
Hij ook zou gezien hebben dat er plots een vleugje zon over de weide gleed. Hij zou gezien hebben hoe in de verte de weide lichtend werd. Hij zou het licht zien glijden over een variatie van stille groenen en, waar meeuwen zich vallen lieten in het blauwe overstroomd gedeelte, zwermen ganzen neerstreken en dan, hoe bijna onder hen op het glinsterwater, meerkoeten dreven naar hun bestemming.
Turbulentie in hem om de middag die hen samenbracht zoals dit gebeurde elke eerste donderdag, turbulentie, om de schakeringen groen, die hij niet beschrijven kon, om de luchten die openschoven. En woorden die gesproken worden zoals het licht dat over de weiden schuift, die zijn als gedachten van de verre bomen, die zich mengen met de rimpels op de Leie, het gesprek van het licht dat zich mengt met water. Rimbaud moet er een gedicht over geschreven hebben: water zich mengend met licht, en het bewegen ervan, zoals het gisteren was en zoals het morgen zal zijn als ze hier niet zullen zijn.
En dan is het zijn beurt om, zoals het gebruikelijk is, de maaltijd te beginnen met een gedicht of een tekst of een woord dat vroeger een gebed was.
Hij heeft iets voorbereid, hij heeft een tekst geprint en uitgedeeld, een tekst die hij eens had opgetekend, toen ze - hoe jong of oud waren ze - na hun overtocht naar Dover, overnacht hadden in ‘the Mermaid’ in Rye en hij, in de valavond, alleen, de parish church had bezocht en de tekst in the south transept window, had overgeschreven.
Hij staat recht voor hen. ‘Hoort’, zegt hij, ‘wat geschreven staat in de glasramen van de parish church van Rye‘[1].
Jupiter – Comet – Moon – Sun – Milky way – Saturn
O ye angels of the Lord
O ye fire and heat
O ye lightnings and clouds
O ye wheels
O all ye beasts and cattle
O ye waters
O ye winter and summer
The earth
O ye seas and floods
O ye priests of the Lord
O ye shower and dew
O ye ice and snow
O ye mountains and hills
O ye whales and all what live in the waters
O ye children of men
O ye winds of God
O ye nights and days
O all ye green things upon the earth
O all ye fowls of the air
O ye holy and humble men of heart
Er was stilte toen hij zweeg, wellicht allen verwonderd. ‘Ik weet niet’ zegde hij, ‘of ik de tekst goed gelezen heb, mijn Engels klinkt niet zoals het hoort, ik weet evenmin hoe deze te ontcijferen is’, maar hij staat daar sedert eeuwen. Hij stond daar met de vrienden, het licht van de Leie-beemden door het wijde venster een cirkel tekenend om hen heen, zijn woorden die nog even hangen bleven, hij nog steeds rechtstaande voor de vrienden die staarden naar hem: holy and humble men of heart, zoals hij hen noemen wilde en zoals hij wist dat ze waren.
[1] Rye, one of the ‘cinque ports’ in het zuiden van Engeland.
|