Wat hij gisteren geschreven had aan John Storms was duidelijk gewaagd, zelfs revolutionair. Vertellen dat het niet de mens is geweest die er zelf heeft voor gezorgd dat hij opgeklommen is tot homo sapiens, maar dat dit gebeurde onder invloed van het ‘Allesomvattende’ van Emmanuel Kant, is een boude uitspraak, is zeggen dat Umberto Eco, dat Hubert Reeves gelijk hebben als ze beweren dat de slinger van Foucault beïnvloed wordt door een bepaald punt ergens, ergens in de ruimte en niet door de beweging van de aarde tollend om de zon. Wat eigenlijk even boud gesproken is, want dit betekent tezelfdertijd dat de aarde en ons zonnestelsel, ook door dat punt bewogen worden, dat de totaliteit van het Universum er door bewogen wordt.
Vertel je zo iets, vraagt hij zich af, in een boek die je een roman noemt of, om het eenvoudiger te houden, een soort dagboek, vertel je dit aan je lezers? Wel ja, waarom niet? Komt het tot een discussie op de lunch bij Raoul en Ann volgende week, hij weet hoe zich in een beginfase te verdedigen, namelijk dat dit fameuze punt, ook het centrale punt is van het Allesomvattende.
Hij duizelt hierbij, hij heeft de aarde verlaten, heeft ons zonnestelsel verlaten en heeft het centrale punt van alle zwaartekrachten bereikt. En hij staat op het punt met deze stellingname over kop te gaan. Kant, geboren in 1723 en denkende in de XVIII de eeuw, had nog steeds het stelsel van Copernicus in het hoofd, met de zon als centrale punt, heeft hier nooit aan gedacht, het Allesomvattende voor hem lag binnen bereik, maar jij plaatst het in het hart van de Kosmos, van waar het zich uitstrekt naar oost en west en zuid en noord én, naar zenit en nadir, even krachtig aanwezig als in dat bepaalde punt van Foucault, in elk punt op alle lijnen die er uit vertrekken, wat betekenis geeft aan het Allesomvattende, het magische woord van Kant.
Maar waarom, vertrekkende bij Kant is het nodig een dergelijke vlucht te nemen, wat als je verkeerd zit, wat als je redenering geen steek houdt? Man, forget it, begin met die brief te schrappen uit je boek.
Hij ging buiten in de kilte van de morgen. De zon een glanzend zilveren cirkel achter de naakte maar prachtige vertakkingen van de bomen, vooral van die ene boom die er als oudste, duidelijker en krachtiger stond, en hem elke morgen bij het ontbijt, met het raam op het oosten, aanstaarde alsof hij hem een goede morgen wensen wou, en nu licht ontgoocheld scheen over de brief die hij wel schrappen kon maar dan toch in handen zou komen van John en Raoul en wellicht ook van Ann.
En die, onbesuisde handeling kon onmogelijk ongedaan worden gedaan, het onheil, zo het er een was, was geschied, hij zou zich moeten verantwoorden, zo niet zouden zijn vrienden hem aanzien voor wat hij niet was en voor wat hij nooit had willen zijn.
Want het was niet aan hem om verklaringen te doen over het Allesomvattende van Kant, laat dit over aan professoren, aan theologen of filosofen, van hen zal men zo iets aanvaarden, van jou, mijn beste vriend, zal men zeggen dat je bij je leest moet blijven, schrijf je verhaal en houd het daarbij. Wat je al geschreven hebt is al zwaar genoeg, je bent inderdaad te elitair, onleesbaar elitair, laat dit over aan figuren als George Steiner, of als Stefan Hertmans van bij ons. Kruip in je schelp en blijf erin verborgen.
En nog, wie denkt je wel te zijn, du, kleiner Mann?, Een Mister Chips ben je, blijf op je sofa voor de haard, zet de radio aan en luister naar de muziek van Klara, of kijk naar de programma’s van Brava , geniet zoals nu, van de muzikale poëzie van ‘les Tableaux d’une Exposition’ van Moessorgski (orkestratie Ravel) en van wat het leven je nog te bieden heeft, maar vooral gaat geen dingen schrijven waar je geen vat op hebt, zelfs al zou je denken dat de jaren je hierbij helpen, ze doen het niet, mijn beste man.
|