Wie volgt hem op zijn pelgrimstocht, wie heeft er enig idee wat het betekent aan werk, opzoekingen, noteren, schrijven en keer op keer herschrijven om tot een resultaat te komen die hij voor zich zelf kan aanvaarden? Pas, nadat hij al wat hij te zeggen heeft zal geschreven en geordend staan, pas dan kan hij een definitief oordeel vellen over wat er zal overblijven en hoe dit in een boekvorm kan worden gepresenteerd. Om daarna te beginnen, aan wat weet hij nog niet, aan zijn dagboeken misschien, aan zijn gedichten misschien, aan om het even wat als hij maar vasthoudt aan het ritme dat hij zich heeft opgelegd.
Op zijn ouderdom is er geen verpozen meer, dient alles te worden afgehandeld wat kan afgehandeld. Hij vertelde dit aan Raoul die hij ontmoette in het dorp. Hij was naar de slager gereden, had zijn wagen geparkeerd en de wagen van Raoul zien staan. Hij was een tijdje blijven zitten hopende dat tot hij terugkeren zou, maar het wachten duurde te lang en hij was uitgestapt om zich naar de slager te begeven toen de deur van de enige herberg in het dorp werd geopend en Raoul hem binnen riep: ‘Ugo wat een geluk, ik zag je aankomen, je hebt wel even tijd niet, kom binnen.
‘Wel, wel, wat een verrassing, ik kom hier nu en dan, zegde hij, ‘mevrouw heeft hier een excellente Orval die ik thuis niet heb, maar mijn dag is goed je hier te zien, bestel ik er een voor jou?’
‘Neen, voor mij is bier op dit uur te zwaar op de maag – op mijn hersenen dacht hij - als het mag, een tonic’.
De vrouw die de tonic bracht bekeek hem aandachtig, ‘jij bent Daniël’ zegde ze, ‘of Georges’. ‘Toch niet’, antwoordde hij, ‘ik ben Ugo, de oudste van de drie.’
‘Oh, maar jij bent van voor mijn tijd dan, ik dacht aan een van je broers’.
‘Ik begrijp het, maar ik ben enkele jaren ouder’ zegde Ugo.
‘Oh’, zegde ze en ging weg.
Hij zat voor Raoul aan het tafeltje: ‘Is het niet wat te vroeg voor een Orval’ vroeg hij.
‘Neen man, het is een bier met standing, een bier met de spirit en de wijsheid van de paters erin, je smaakt er een deeltje God in.’ Hij keek Ugo in de ogen, ‘ik zeg dit maar omdat jij beweert dat er in alles een deeltje God is.’
‘Ja, ik denk dit, maar jij bent dit ook, het is een kwestie van er op ingesteld te zijn of niet, ik meen echter te weten dat jij er niet gevoelig voor bent.’
‘Helemaal niet, neen, zeker niet getekend met die overtuiging van jou. Maar zeg me, hoe staat het met Oedipus, en …, hoe staat het met je boek. Je beloofde me er iets uit voor te lezen.’
De laatste pagina’s hadden Ugo heel wat tijd en inspanning gevergd. Ze kwamen neer op een wat hij noemen wou, het veilig stellen van zijn ideeën over de Bijbel en over die God van hem, nu dat nog kon: ‘Het is meer Akhnaton die me zorgen geeft, een eerder rare geschiedenis zoals ze me bereikt, met tal van vragen die er verband mee houden en die open blijven. Maar wat mijn boek betreft wil ik wel, het zal tevens een test zijn om te horen wat iemand, zoals jij, een halve ongelovige, er over denkt. Ik ga het geschrevene van de laatste dagen nog eens na kijken en ik kom er mee bij jou, of liever jij komt bij mij, want de tekst bestaat enkel op mijn pc.’
‘Hoe, heb je die dan eerst niet uitgeschreven in je dagboek?’ ‘Gedeeltelijk wel, maar de definitieve tekst, noteer, de voorlopig definitieve, staat op de harde schijf van mijn pc. Ik kan er dus moeilijk mee naar jou komen. Maar kom deze namiddag een tas thee of koffie drinken, wanneer het je past, ik ben thuis en ben bereid voor te lezen wat ik de laatste week geschreven heb.’
‘ik ben je man, sprak Raoul, ik zal dienen als schietschijf voor je verbeelding’.
Het is geen verbeelden, het is rauwe ernst’ antwoordde Ugo, ‘geschreven in grote eenzaamheid. Man, zegde hij, je weet niet hoe eenzaam ik me voel. Ik schrijf en ga steeds maar verder het bos van mijn woorden binnen. Het is zo ver gekomen dat ik niet meer weet wat ik al geschreven heb. Ik denk aan iets en hoe ik het verwoorden zou en achteraf weet ik niet of wat ik gedacht heb ook geschreven staat. Ik ben nu een goede maand geleden opgestaan uit een droom en ben met die droom begonnen en pas nu kom ik tot de bevinding dat ik iets aan het samenbrengen ben dat lijkt op wat Dante schreef, met zijn ‘De vulgari eloquentia’ een soort van filosofisch, theologisch, poëtisch essay – the three semantic fields of creation and creativity, zoals George Steiner ze noemt - hoewel het theologisch aspect bij mij eerder te verwaarlozen is.’
En, nu je Akhnaton hebt ingeschakeld, doe je ook aan Egyptologie’.
Correct, en ik weet niet waar die Akhnaton me voeren zal, ik kan hem niet meer wegdenken en ben het niet zinnens ook, het schijnt me om diverse redenen belangrijk toe. Maar, en dit is mijn eenzaamheid, ik heb niemand om er een oordeel over te geven, ik schrijf me totaal weg in het bos. Jij en John, jullie zijt de enige die weten dat ik aan een boek begonnen ben – er is nog iemand dacht hij - weet je wat ik willen zou is eens aan een stuk, dertig pagina’s uit mijn boek voordragen aan jou en John die me gisteren nog telefoneerde. Niet zo zeer om te weten wat je er over denkt maar om te voelen, om intuïtief te voelen, hoe geboeid je zou luisteren naar mij.’
‘Ik kan, zegde Raoul, ik kan mijn vrouw meebrengen, zij is een grote lezer van boeken, ook mijn dochter leest veel maar die is nog steeds niet terug.
Ugo aarzelde, hij herhaalde wat hij gezegd had over zijn eenzaamheid en wat het hem kostte, maar hij vond het voorlezen goed en gepast: ’ik ben ongeveer een derde ver, kom maar, ofwel alleen ofwel met je dame.
‘Ik bel je nadat ik er met haar over gesproken heb’.
Toen hij zijn beurt afwachtte bij de slager, dacht Ugo er aan dat het misschien geen goed idee was hen samen te laten komen, dan nog een dame die veel boeken las. Zou ze wel gesteld zijn op zijn filosofisch betoog dat op heel wat plaatsen een rem moet zijn op het verhaal? Hij was voor het ogenblik in een cirkel, in een spiraalvorm aan het schrijven, om daarna, op een gegeven ogenblik, de spiraallijn te verlaten om een lijn te volgen die rechtdoor lopen zal naar een einde toe dat zich min of meer al aftekent. Echter, de tekst die hij denkt voor te lezen, zal slechts een spie zijn uit de cirkel, zal hij dan niet moeten zeggen waar hij heen wil gaan en hoe hij eindigen wil?
|