Op BBC Four, een uitzending over Toetanchamon, een wetenschappelijk tasten naar de oorzaak van zijn dood op negentienjarige leeftijd, maar hij laat dit nu voor wat het is. Na het boek ‘Akhnaton und Oedipus’ dat Raoul hem schonk, ligt zijn interesse bij Akhnaton. Het BBC programma bevestigde wat hij al wist, dat op basis van het DNA onderzoek op diverse koninklijke mummies, het bewezen is dat Akhnaton gehuwd was met zijn bloedeigen zuster, en dat Toetanchamon hun zoon was.
Wat dan niet strookt met de thesis van Velikovsky. In het boek dat hij is beginnen lezen, tracht deze aan te tonen dat Akhnaton, de zoon van Ahmenhotep III en koningin Tyje, na de dood van zijn vader, van wie Akhnaton niet wist dat hij zijn vader was, huwde met Tyje, zijn moeder, die niet wist dat hij haar zoon was. Velikovsky maakt hierbij een sprong van vijf eeuwen[1], hij verschuift Akhnaton van de dertiende naar de achtste eeuw vóór Christus, nadat hij Hatsjepsoet, als de koningin van Sheba, tijdgenote had gemaakt van koning Solomon die leefde in de tiende eeuw v.Chr.
Thans vraagt hij zich af of dergelijke historische gegevens wel passen in het boek waar hij aan werkt. Anderzijds schijnt het hem toch belangrijk toe te weten of Sophocles zijn ‘Oedipus’ niet gehaald zou hebben uit de geschiedenis van Akhnaton in Thebe Egypte – want daar komt het boek van Velikovsky op neer - wat duidelijk een ander perspectief zou geven én aan zijn ‘Oedipus’ én aan zijn ‘Antigone’, Sophocles een van de grote schrijvers zijnde van wat ons rest van het Griekse literair patrimonium. Ook, en dit is betekenisvol, is zijn nieuwsgierigheid nu gewekt en wil hij de elementen kennen waarop Velikovsky zich baseert om een gap van vijf eeuwen in de Egyptische chronologie te claimen.
Dit zijn gedachten die hem bezighouden, of ze nu belangrijk zijn of niet, ze zijn er, ze duiken op en verdwijnen, maar het ligt niet in zijn aard zo maar te verklaren dat Velikovsky een fantast is die ziet wat hij wenst te zien, neen, hij heeft andere boeken gelezen van hem en als hij begonnen is met de Bijbel te lezen dan is het dankzij hem of, al naar gelang je het wil zien, is het te wijten aan hem.
Maar zijn visie op de inhoud van de Bijbel heeft zich met de jaren sterk gewijzigd. Het Oude Testament bevat een bundel sterke verhalen en beschouwingen, geschreven door grote schrijvers, gebaseerd op verbeelding en traditie, gedragen door het beeld dat ze hadden van de dingen die hen overstegen en vertrekkende van uit de optiek dat de aarde het centrale punt was van het Universum; dat de zon rond de aarde draaide, dat het bestond uit hemel en aarde en, dat er een god was die van uit zijn zetel toekeek en indien nodig, tussenkwam op de handelingen van de mens hier op aarde.
Het Oude Testament bevat verhalen die vandaag moeten gelezen worden zoals het staat opgetekend. De gebeurtenissen er in vermeld zijn, in vele gevallen reële gebeurtenissen van toen, geschreven door de auteurs van toen die, zoals hij nu, een doel hadden, een reden hadden om te schrijven wat ze schreven en met hun bedenkingen erbij. Hij heeft niet het recht er ook maar een jota van te wijzigen of wat ook erin te bekritiseren en zeker niet zoals er hier rondlopen, het meest opvallende erin, het voor ons nu meest verwerpelijke erin, aan de kaak te stellen. Het Oude Testament is het verhaal van een volk, geschreven door diegenen die uit dit volk zijn opgestaan en literatuur hebben bedreven, een verhaal dat handelde over de geschiedenis en de handelingen van een volk en zijn verhouding tot een Opperwezen, een God, een Jahweh.
Wij, die vandaag dat verhaal lezen, weten waaraan ons te houden, aanvaarden met dank dat het ooit geschreven werd, zoals de geschriften van Shakespeare er zijn, zoals deze van T.S.Eliot er zijn, deze van Maurice Gilliams, zoals het boek van Cervantes, naast hem, er is. En dit omdat het Oude Testament, in zijn alles omvattende totaliteit, van Genesis tot Numeri, tot Psalmen, in de eerste en voornaamste plaats een groot menselijk, tijdsgebonden document is en, wat velen niet (willen) aanvaarden een tijdsgebonden document blijft.
Als we vandaag het scheppingsverhaal eruit hernemen weten we, op basis van wat de wetenschap ons leerde, dat de aarde maar een onooglijke bol is in het immense Universum, dat dit daarenboven in expansie is en dat het scheppingsverhaal, of wat aanving de ‘zevende’ dag, nog immer doorloopt; weten we dat na miljarden jaren de mens is opgedoken als geïntegreerd deel van dit Heelal en dat ook deze mens, zoals het Heelal ‘in wording’ is. En waren we gebleven bij de Elohim (van Bereshit bara Elohim) dan ware er een opening geweest naar het kosmische, maar zodra Elohim herleid werd tot Yahweh en Yahweh tot God en die in zijn zetel rustende God, zich desondanks is gaan bezighouden met Abraham en dezes nageslacht, intervenieert in Sodom en Gomora, tien plagen afstuurt op een even religieus en hoogstaand volk en dan nog, jaren later, zon en maan – een maan die hij niet nodig had - laat stil houden om Jozua te plezieren in zijn strijd tegen de Amorieten, dan staan we voor een toeziende, een voortdurend beslissing nemende, actieve God.
Hij wil zich niet verder laten gaan. Hij ziet genoeg de obsederende kracht die uitgaat van de Bijbel (en de Evangeliën) en, van het nieuwe boek, de Koran dat zich aankondigt in het westen. Maar hij wenst vooral zijn geloof in een kosmische God te behouden, in een God die geen nood heeft aan woorden, geen nood aan daden, geen nood aan offergaven.
[1] Deze sprong van vijf eeuwen wordt bevestigd door Robert De Telder, in zijn boek ‘ De Tijd der Tijden’, Uitgeverij Bookscout, nl Soest, 2015.
|