Ik herlees wat ik gisteren heb ingelogd en wat ik klaar heb om vandaag te versturen. De twijfel overvalt me. Heeft het wel zin verder te schrijven? Ik voel me als een amateur tuinarchitect die, zonder kennis van zaken, op een braakliggend stuk grond omheen het huis, een tuin wil aanleggen ‘à la Le Nôtre in Versailles’. Ik begin er aan, zonder duidelijk plan, aarzelend, het houdt me wakker in de nacht, het overvalt me op elk ogenblik van de dag. Ik begin in de vier hoeken tezelfdertijd en wil zo naar het midden toe en pas begonnen zie ik dat het een grote verwarring worden gaat. Maar ik kan de tuin zo niet achter laten, ik moet verder afwerken wat er al is, wat het resultaat ook moge zijn, de tijd moet en zal zijn werk doen, de tijd en de ‘ik’ of de ‘hij’ die er achter staat.
Mijn schrijven is ook een tuin die ik aanleg met gebeurtenissen en gedachten, gevoelens en verlangens die ik te vinden heb om te enten op vroegere ideeën en te mengen met herinneringen en andere invallen die ik tegen kom.
Had een vriend op bezoek de vorige dag, sprak hem over wat ik begonnen was. Hij zag ‘Don Quijote’ liggen naast mij en van Fabre d’Olivet, ‘La Langue Hébraique restituée’ waar hij, voor mij gezeten, even in bladerde. Hij keek uiterst verrast naar de Hebreeuwse versie van de tien eerste hoofdstukken van Genesis, met ernaast de fonetische versie ervan en de Engelse en de Franse vertaling. Hij vroeg me waar ik dat boek gevonden had en ik vertelde hem dat ik het zien liggen had, vele jaren terug, in de etalage van een boekenwinkel in Brussel. En dan, in een plotse ingeving, zegde ik hem dat het een van de boeken was die mijn zoekende geest, door een onwetende hand, voor mij had doen klaar leggen in de etalage op de dag dat ik er zou voorbij komen. Ik zegde hem dat het kon dat dit zo was geweest met een boek van Bentov, van Capra, van Velikovsky, van Salibi, van Thomas, de evangelist en van zovele andere, want het zijn allemaal boeken geweest die mijn geestelijke wereld sterk (te sterk) hebben beïnvloed. Het zijn in feite zij die gemaakt hebben dat ik nu aan het schrijven ben wat me aan het overstijgen is. Maar het boek van Fabre, zegde ik, is meer dan een boek, en ik vertelde hem het voorval dat, toen ik, in een gesprek met een professor van de VUB, die een voordracht had gegeven over Spinoza en met wie ik erna aan tafel zat om een glas te drinken, dat toen ik de naam van Fabre uitsprak, hij bijna opsprong van zijn stoel, verbaasd zeggende, ‘wat, ken jij – oude man uit het niets tot mij gekomen - Fabre d’Olivet?’ Alsof het een unicum was hier in deze vreemde wereld iemand te ontmoeten die met ‘La Langue Hébraique restituée’ in zijn hoofd rondliep.
En, vroeg mijn vriend, ga je daar over schrijven? ‘Het kan, het kan’ heb ik geantwoord, ‘Ik heb weinig anders om over te schrijven’.
Hij zelf is een man van vele tijdschriften, dagbladen en boeken, hij leest die wel niet, maar hij bewaart sinds a life time de essentiële dingen er uit voor later. Hij zal ook vroeg of laat een autodafé moeten doen, want de documenten stapelen zich op, zo zegt hij toch, hij verdrinkt erin, en wacht op het moment in zijn leven dat hij alles zal kunnen verwerken. Wat ik nooit zie gebeuren want beginnen lezen, op een bepaald ogenblik, alleen al wat er wekelijks bij komt, zal reeds heel wat van zijn tijd in beslag nemen.
Maar zo zijn we allen, bewaren wat we bewaren kunnen voor later, een later dat zelden komt en als het komt is onze belangstelling verminderd of weggeslopen. Ik weet het van mezelf, ik heb moeite om nog iets te lezen, wel een artikel in de krant maar tot het lezen van een boek kom ik niet meer. Mijn geest is afgestemd op wat ik weet, op wat ik las in vroegere tijden, toen ik nog een en al aandacht was voor al het nieuwe dat verscheen en de bestaande kennis doorkruiste om, op een totaal nieuwe basis, met andere invalshoeken het oude te herbekijken en te herwerken. Zo dat ik thans meen, een kennis te bezitten van voorvallen en gegevens die de anderen zijn ontgaan en ook, nimmer volledig zijn doorgedrongen tot de actualiteit van de dag. Mijn, voor velen ongekende gegevens van toen, zijn gebleven voor wat ze betekenen voor mij. Ondertussen echter bedekt met een laag stof. De neiging deze te verwerken in mijn boek en er over te schrijven is heel groot, maar heeft er iemand belangstelling voor?
|