Hij heeft de haard aangestoken en lang stilgezeten in het schemerlicht. En een gedicht is gekomen dat hij eens onderaan een tekening had overgeschreven en dat hij vertaalde op een avond zoals deze, toen hij naast haar stond met de schim van hun gezicht in het glas over de tekening, enkele versregels slechts die hij zich nog herinneren kon van Salvatore Quasimodo in het weinige Italiaans dat hij kent:
'Desiderio delle tue mani chiare / nella penombra della fiamma / sapevano di rovere e di rose, / di morte...'
of, ‘het verlangen van je blanke handen in de schemer van de vlammen, ruikend naar eikenhout en naar rozen, ruikend naar de dood’.
Of nog, nu, In deze ene avond, zijn ganse leven gestold: het voorbije vermengd met het heden en het komende, en hij, zoals Quasimodo het verder zegt, fatto d’aria, van lucht gemaakt.
De knipsels en beschreven bladen nog op de tafel. Een oneindige niet te nemen droefheid die hem overvalt, alsof hij de dood raken kon, alsof hij de dood roepen wou, alsof zijn geschriften de voorbode ervan waren. Hij kan alles verbranden nu, zeggen aan zijn handen alle geschriften van vroeger te nemen en te verbranden. Al wat hij geweest was en gemeend had te moeten noteren op losse bladen, getypt of met de hand geschreven. Papier met één zin erop, met een gedicht erop, met een kort verhaal. Een essay over Gilliams’ ‘Elias’, al wat uit hem, uit zijn droom en zijn realiteit, uit het niets van het niets van het onmogelijke niets was ontstaan, zoals in het ‘neither’-gedicht van Samuel Beckett dat Stefan Hertmans hem had leren kennen.
Ontstaan, in de vroege morgen als in de late nacht, in de trein – zoals hij zag van Louis Paul Boon - als op het werk, in de concertzaal als onder de drie abelen aan de Schelde en op vele andere plaatsen waar hij kwam. Telkens en telkens als hij het woord voelde zwellen in hem en de zin van Hermes Trimegistos: ‘pense être partout en même temps, dans la mer, la terre et le ciel’.
Wie was het die dit alles opgetekend had. In welke mate had dit nog iets gemeen met de persoon van nu. Als hij alles verbranden zou, zou dan ook verdwijnen wat hij ooit geweest was: de vreugde die hij had gebracht maar ook de pijnen, gebundeld als in een ruiker gedroogde planten en bloemen; vele details ervan vergeten, maar berouw om het verkeerde dat hangen blijft als hij keer op keer een woord, een zin terug gaat nemen en leven laat in de sappen van zijn herinneren, zoals ook James Joyce het zo oneindig goed te zeggen wist in zijn Ulysses, en hij valt hier terug op de zin, in hem gebrand, over wat Joyce zegt over sins or evil memories:
‘There are sins or (let us call them as the world calls them) evil memories which are hidden away by man in the darkest places of the heart but they abide there and wait. He may suffer their memory to grow dim, let them be as though they had not been and all but persuade himself that they were not or at least were otherwise. Yet a chance word will call them forth suddenly and they will rise up to confront him…’
En meer hoeft hij niet over te nemen van een grote pagina uit de wereldliteratuur, meesterlijk, zoals Joyce op zovele plaatsen een grootmeester is.
Als hij alles verbrandt is dan alles dat opgeborgen ligt in de donkerste plaatsen van het hart, vergeven en vergeten, omdat hij nu anders bestaat met andere accenten en andere gevoeligheden en omdat de pijn in hem om het verkeerde dat hij deed, geen pijn meer is maar een holte van pijn? Een beweging van de hand is voldoende en er is de wil om deze beweging te doen en ook een roep naast hem, Cervantes die zegt doe het niet, doe het niet.
|