In de morgen wachten op het licht is ook wachten op het woord, beide zijn onafscheidbaar, zitten in elkaar gedrongen, het licht dat van de sterren is en het licht dat van de geest is, het reële en het irreële in osmose in elkaar. Het verschil tussen beide is een kwestie van opvatting, maar beide hebben zoals ik het wil zien, van uit het oogpunt van de kwantum fysica heel wat gemeen, het ene is van de mens naar buiten, het andere van de mens naar binnen, het bewaarheidt wat van het leven is. Hiermede zit ik weer op mijn stijgende weg en als ik denk aan stijgen denk ik aan Dante die komende uit het bos dat erger is dan de dood, de heuvel op wil gaan naar het licht. Wat van ons allen is, los van de duisternis om uit te komen in een zee van licht.
geven: uit de nacht staat het licht op, het andere, binnen komen in het licht van de geest, is niet zo evident, het vergt een inspanning waar we allen mee geconfronteerd worden. Als het boek waar ik aan denk er ooit komt – er rest me weinig tijd - dan zal het gaan over deze overgang, deze noodzakelijke, menswaardige pelgrimstocht die we te volbrengen hebben.
In feite, als ik luister naar wat de mens, op weg naar Compostella beoogt, dan is normaliter zijn enig doel op weg te zijn naar, of binnen te treden in het licht van de geest. Een boek kan niet anders zijn. Als het is om hier op aarde te blijven, dag aan dag, en te zien wat er gebeurt om erover te kunnen schrijven, is dit uit den boze, voor mij weinig waardevol en ik denk dan onvermijdelijk aan José Saramago die aan de oorsprong ligt van mijn blog perikelen en aan zijn aanbidding van het' Nada’, het Niets, ook omdat hij niet verder is gereisd dan wat hij niet aanvaardde van de Kerk en haar dogmatische instelling, wat zijn volste recht was, en er zijn er zo velen, maar hij heeft niet verder gezocht, hij heeft in zijn boeken niet gezocht naar het licht dat van de geest is, zelfs na zijn dood is hij, zoals geschreven staat op de steen in Lissabon waarin de urne met zijn as werd ingemetst, niet opgestegen maar is hij van de aarde gebleven, alsof hij het wist of zou kunnen geweten hebben. Wat er op neer komt te sterven in de hoogmoed van het weten, wat is van allen die niet verder zoeken dan hun neus lang is.
Dit is waar ik elke morgen voor sta, als ik zie in welke schakeringen van kleur het licht zich manifesteert in het oosten en de kleuren keer op keer mijn inspiratie zijn, een opening op wat de dag me brengen zal aan woorden en gedachten die dan de kleurschakeringen zullen zijn van mijn geest, opgetekend en binnengebracht bij jullie allen op een meer dan, voor de mens uit de middeleeuwen die we soms nog zijn, moeilijk begrijpbare, wonderbare wijze.
|