Een goede vriend schrijft me, en ik herneem hier graag zijn woorden:
‘Als trouwe lezer van je blogs blijf ik in bewondering voor je onovertroffen proza, maar ik heb wel de indruk dat je te lang blijft zweven in de ijle ondefinieerbare ruimte tussen de micro- en de macrokosmos…en je weet daar is de lucht zeer dun en is het gevaar niet denkbeeldig dat je wat duizelig wordt. Ik heb de indruk dat het goed is om wat af te dalen naar de dagelijkse dingen van het leven die hoe eenvoudig ze ook zijn, heel rijk kunnen zijn voor iedereen die een beetje nadenkt, filosofeert, of met een creatief proces bezig is De manier waarop je zonsopgang en avondlicht beschrijft is uniek; ik benijd je die taalvaardigheid en kunst om er door te “meanderen” zoals Hertmans zegt.’
Als ik in mijn blog van gisteren het beeld opriep van een man, gezeten op het terras, thee drinkend, met voor zijn ogen de massa van de oprijzende Matterhorn, dan was dit symbolisch voor de man die elke dag een blog te schrijven heeft, die op sommige momenten omheen zich kijkt en op andere momenten droomt dat hij op weg is naar de top ervan. Deze momenten zijn soms duidelijk dalend, soms lopend over een bijna effen terrein – aan de voet van de Matterhorn ligt een weide van sterk geurende génépi – andere zijn sterk stijgend of zitten soms verweven in elkaar, dit alles naar gelang de gemoedstoestand van de man.
Als hij schrijft, gaat hij af op wat is van het ogenblik. Hij neemt op wat hem aangeboden wordt en wijkt er niet van af. Op deze wijze ontstaat zijn tekst die hij niet langer wil dan bij benadering 500 woorden, en moet er gewacht worden tot een volgende dag om iets anders te vernemen. Soms, schrijft hij 1.000 woorden en dan wordt het een blog over twee dagen.
De man weet voldoende dat hij soms heel hoog stijgt, dat hij soms dicht bij de top zit waar hij zich oneindig goed voelt; dat dit ogenblikken zijn waar hij, ondanks de hoogte ademen kan en zich voelen als een arend die alles overschouwt. Als dergelijke momenten zich voordoen – mijn blogs van gisteren en eergisteren – dan grijpt hij die met beide handen. Wordt hij begrepen zoveel te beter, worden zijn woorden meer min dan wel begrepen, het weze dan zo. Hij is wie hij is en schrijft zoals hij is. Trouwens hij zelf weet dat het altijd maar een aftasten is van wat het landschap van de geest hem op bepaalde ogenblikken in zijn leven aangeboden heeft.
Alle vormen die hij ontmoet zeggen hem iets, sommige over wat van het leven is, andere wat is van het bevreemdende. Hij is er zich echter goed van bewust dat wat hij schrijft het resultaat is van wat hij, op een bepaald ogenblik in zijn leven, heeft gemeend te ontmoeten en dat wat hij op dat ogenblik ervaarde, slechts een sprankel van de waarheid was of, eigenlijk niets meer dan een baken of omen naar die sprankel waarheid toe.
Uiteindelijk, alles op de keper beschouwd, is het altijd het Woord dat de winnaar (of de verliezer) is, het stukje literatuur dat hij brengen wil en dat, in zijn geestelijk-kosmisch leven, er de essentie van uitmaakt.
|