|
Ik ga dus gewoon neerzitten vanmorgen, er is niets gebeurd, ik heb niets gezien, gehoord, onlangs was er de verkiezing van de nieuwe K3, gisteren was er de voetbalmatch België-Italië, alles op TV, vandaag zijn er bijeenkomsten van allerlei aard voorzien, voor morgen en overmorgen ook, waar we met een gerust hart heen zullen gaan al was het maar naar een guitar recital in Rosario, Twee-Akren, op de taalgrens. We leven in een toch zo vreedzaam land onder vreedzame mensen.
Ondertussen, maar het deert weinigen onder ons, stromen ze Europa binnen, de mensen van een andere beschaving, van een andere levensopvatting, voor wie zelfdoding en moorden een totaal andere betekenis heeft, vreemd genoeg, een zaligmakende betekenis heeft. Doe maar, kom maar massaal, overspoelt de Europese gezagsdragers, de lammelingen, de ogen-sluitenden, de zwijgzamen, de het-kan-me-weinig-schelenen, wij de groenen en de socialisten, de liberalen en de politiekers met een christelijke ondergrond, we ontvangen jullie met open armen, kom maar, kom maar, wij de evennaasten-lovers, in elk geval dan toch tot gisteren toe.
Gaan vandaag de ogen open van Hollande, Merkel en consoorten, want wat in Frankrijk gebeurde kan morgen in Duitsland gebeuren en overmorgen in Spanje, in België, zelfs in ons toch zo lief Vlaanderen?
Zo, je kijkt dan naar België-Italië terwijl ‘Paris 13 eleven’ aan het gebeuren is en ineens zijn al de programma’s op TV in feite peanuts, want je bent wakker geschoten, literatuur is niet meer zoals literatuur was, poëzie is nu anders omdat de poëzie van het leven, niet meer deze is van enkele jaren terug, zeker niet meer deze van je jeugd, zeker niet meer deze van je dagen aan zee in San Juan-Alicante. Je ondervindt het nu al. Je bent opgestaan om tien na vier uur in de morgen, vroeger was het om dingen te schrijven die verheffen, vandaag is het om te schrijven over dingen die angstaanjagend zijn, zit er een spanning in je woorden, schrijf je op een schaduwlijn die kleur heeft van de dood. Gisteren waart je nog aan de vijver in de wind, omringd door de bomen, vóór de regen kwam, de regen die je niet deerde. Luchten gesloten, in tinten grijs tot donker toe. Je leefde, je schreef in gedachten je vreugde uit terwijl je je vijfhonderd passen aflegde omheen de vijver. De vijver, je vriend, waar de bomen en de luchten gerimpeld in gespiegeld lagen; je dacht er over te schrijven, je zag de korf staan waar een paar dagen geleden, op een avond je met vrienden neerzat omheen het vuur, je voelde je oneindig goed ondanks de pijn hier en daar, de zorg om je lichaam hier en daar. Maar je leefde het grote leven van de mens die buiten zit met vrienden omheen het vuur en het avondt. Het avondt en je vindt het enig, te zien hoe de nacht over de velden sluipt, hoe de bomen er staan, zwart getekend, statig als reuzen. Je herinnert je dit alles en veel meer nog dat je niet schrijven kunt omdat het zo veel was, zo intens, zo alles omvattend. Je voelde je niet oud, je voelde je eeuwig, mijn god, hoe goed je je voelde toen.
Je houdt dit gevoel nog een tijdje. Je staat op van je klavier en opent de gordijnen op de nacht. Je trouwe Venus in het zuidoosten en een lijn van sterren. Het is vijf uur tien, het voornaamste dat je vandaag te doen had heb je gedaan, straks nog eens herlezen en dan inloggen en denken aan je blog voor morgen, hoewel ‘morgen’ de dag van vandaag, heel onzeker is geworden.
|