Elke morgen, het kan ook ’s avonds, kom ik binnen bij jou – voor velen jarenlang al – om je te verzadigen met mijn woorden, je verrassen enigszins omdat de gedachten-omgeving waarin ze geschreven werden niet noodzakelijk overeenkomt met de gedachten-omgeving waarin je ze leest, maar toch houden wij het beiden vol dag na dag, ik die schrijf (het kan ook Ugo zijn) en jij die me opwacht en me leest.
Hoe denkt je dat ik dit ervaar? Wel, niet als een verplichting paraat te staan en te blijven, maar vooral, trachten je niet te ontgoochelen met een afwezigheid, wat ooit wel eens gebeuren zal maar dan niet omdat ik je niets meer te vertellen heb. Of toch?
José Luis Borges schreef ooit een verhaal dat hij begon met te zeggen dat onze ‘nietsen’ (nuestras nadas) die we schrijven weinig verschillen, het zijn de omstandigheden die triviaal zijn en beslissend - wens niet te spreken van toeval - die maken dat jij de lezer bent van deze oefeningen, en ik de schrijver.[1]
Of, is het toch zo en ben jij het, de lezer die me zegt wat ik schrijven zal want nu er tussen ons die band van jaren is, is er, zo zie ik het toch, een transmutatie van de gedachten van jou naar die van mij, wat maakt dat de ingesteldheid van mij op het ogenblik dat ik schrijf identiek is aan de ingesteldheid van jou die me leest. We zijn dus wat de blogs betreft, afgestemd op elkaar. Jij van je kant waagt het niet dit kenbaar te maken zo doe ik het voor ons beiden, vooruitlopend op wat nog komen kan. De gedachtenwereld is zo ingesteld dat uiteindelijk wat ik denk ook door jou wordt gedacht en dat er dus over alles heen een verstandhouding is gegroeid die ons één maakt.
Dus zeg ik jou dat ik je een mooie dag toewens en dat, zoals deze tekst is ontstaan om 05.00 uur in de morgen, jij dit lezen zult alsof het 05.00 was voor jou, alsof ik bij jou was precies op hetzelfde uur. Je sliep nog wellicht of je lag wakker en dacht aan wat er op mijn bloggen.be zou verschijnen, gestold op je pc.
Het is een groot iets, gevoelsmatig dan toch, te kunnen schrijven en je gevoelens bloot te geven, wetende dat ze zullen gelezen worden, dat je wel in het ijle schrijft maar dat in dit ijle vrienden aanwezig zijn. Het is een rijkdom voor mij, de enige die voluit mijn dagen vult.
Ik ben er je dankbaar om, meer dan je vermoeden kunt, zonder jou was ik niet veel meer dan een mier met een stukje groen blad dat in de nest verdwijnt om er te vergaan, maar ik schrijf en weet dat ik verwacht wordt wat een zalig gevoel geeft.
Blijf me trouw zoals ik je trouw blijf en vergeef me als ik je soms te lang bezig houd met mijn gekartelde zinnen en eigenzinnige woorden. Het is maar dat je weet dat ik je vooral niet wens te ontgoochelen met een blog die niet waard zou zijn gelezen te worden.
Dit wou ik je zeggen deze morgen nu het ondertussen kwart voor zes is geworden. Nacht nog zelfs nog geen vaagheid van licht aan het raam.
[1] Nuestras nadas poco difieren es trivial y fortuita la circonstancia de qu seas tù el lector de estos ejercicios y yo su redactor.
|