Ben ik in het luchtledige aan het schrijven wat mijn blog betreft of, in de schaduw van een grote droom, een hoop woorden aan het selecteren om hoog uit te komen, ergens waar de sterren van de literatuur huizen?
Deze vragen, opwellend in de eenzaamheid van het mezelf zijn, omdat ik - in een zekere zin verleid en er toe aangezet werd door de Standaard der Letteren - me gisteren avond plechtig voornam, een e-mail te sturen aan een Bekende Vlaming, poëet, prozaschrijver, essayist, een BV waarvan ik de naam niet wens te vermelden, om hem te vragen welke literaire waarde hij toekent aan mijn blogs van de eerste drie maanden van dit jaar. Dit in de hoop dat er eindelijk eens een gekend iemand zou opstaan om me onverbloemd, en zonder omwegen te zeggen of ik een schrijver ben of, dat ik alles ben maar geen schrijver.
Ik schreef deze e-mail zonder me af te vragen hoe die BV-auteur reageren zou, als hij in mijn betoog, in een ruwe staat, te lezen krijgt dat ik op het einde van het jaar achtentachtig word – vreemd dit van jezelf geschreven te zien - en, dat ik nog niets van waarde gepubliceerd heb, terwijl hij elke dag, wie weet hoeveel werken krijgt toegestuurd, maar dan verzorgd, gebundeld, misschien op oud papier gedrukt, misschien te snijden nog, zoals dat wonder van een boekje, een parel qua uitgave, dat ik ooit kocht in Arles, vederlicht in de hand, ruikend naar kweeperen: Pétrarque, ‘L’Ascension du mont Ventoux’.
Maar op het allerlaatste ogenblik, vóór het verzenden, herinnerde ik me de wijze woorden van Ernest Hemingway – hij zegt dit wel in totaal andere omstandigheden - dat de avondgedachten gevaarlijke gedachten zijn die geen stand houden in de morgen en ik heb gewacht om mijn mail te verzenden en ben gaan slapen met de twijfel die een beredeneerde twijfel was. In de morgen, de dag had zich nog niet geopend, is de tekst van mijn mail gaan wentelen in mij. Ik dacht wat baat het mij te horen wat die BV er over denkt, is het lovend dan sta ik geen stap verder, is het zonder waarde voor hem dan zal hij het niet ronduit zeggen om me, op mijn ouderdom niet te diep te ontgoochelen. Zo, ik heb de tekst die klaar lag, gedeletet wat ik, nu het middag is, aanzie als een wijs besluit.
Eigenlijk voel ik me bevrijd nu, heb ik eens te meer de Ugo in mij op de vingers getikt. Als het waardevol is waar ik mee bezig ben, dan zal het me overleven, heeft het niet de waarde die ik verhoop, dan weze het zo, ‘for us there is only the trying, the rest is not our business’ weet T.S.Eliot, en hij haalde dit uit de Bhagavat Gita – maar dit ook heb ik al dikwijls (ter verdediging) aangehaald.
Later op de dag, bij het schrijven van deze blog, overviel me de schaamte er aan gedacht te hebben, iemand lastig te vallen met de gril van een voor hem totaal onbekend iemand uit de massa die meent dat hij literair ‘hoogstaand’ werk produceert en een erkenning ervoor wil afdwingen.
Iets anders nog tot besluit dat geen besluit is.
Ik hoorde van Pieter Aspe dat hij elke dag stipt om 9 uur begint te schrijven aan zijn 1.700 woorden, wat driemaal meer is dan de 500 gemiddeld die ik schrijf. Hij zit echter in een genre dat ik ( misschien helaas?) nooit betreden zal. Maar het succes ligt voor zijn deur en hij voelt er zich heel goed bij. Terwijl hij bezig is met een verhaal denkt hij al een ander verhaal verder. Schitterend dit te vermogen, een groot man die Pieter Aspe(slagh), hoewel ik nog geen boek van hem las. Het komt misschien nog wel.
|