We zegden het reeds, het gebeurt meer en meer dat bepaalde gebeurtenissen of ontmoetingen met mensen of boeken op een, achteraf bekeken, vreemde wijze tot ons zijn gekomen. Velen zouden dit toeval noemen – de Duve bijvoorbeeld – maar dit woord is ons vreemd, zodat we eerder geneigd zijn - het ligt in onze aard - dat deze met een bepaalde bedoeling door een onzichtbare ingreep op onze weg werden geplaatst. Gebeurtenissen of ontmoetingen die ons nieuwe elementen aanbrengen of de dingen van uit een andere invalshoek laten bekijken, zodat we de indruk krijgen een stap dichter te zijn gekomen tot wat we de ultieme waarheid menen te mogen noemen.
Dit is ons overkomen bij het samenstellen van dit essay dat een lang wordingsproces heeft gekend en waarvan de inhoud regelmatig diende aangepast te worden of verduidelijkt omdat bepaalde gegevens plots een intensere kleur kregen, of omdat onverwacht een boek opdook en er een nieuw licht branden ging. In feite, als ik er over nadenk, heeft dit wordingsproces mijn ganse leven doorkruist.
Want dit blijvend zoeken en afwegen, deze permanente queeste is nu eenmaal het doel van ons geestesleven en ook de zin ervan. We ontkomen er niet aan en niemand kan ons hiervan ontlasten. Elke vingerwijziging, elk nieuw element wordt geplaatst naast alle kennis die we reeds in ons hebben opgeslagen. En het is dit voortdurend vergelijken en aanpassen, dit voortdurend bezig zijn, dat essentieel is voor ons, omdat, zo leert ons T.S. Eliot – en dit ook is een zin die ik graag gebruik - ‘for us there is only the trying, the rest is not our business’[1] .
Er is echter het kosmisch kader waarbinnen zich alles afspeelt. Zo kunnen we ons niet ontdoen van het gevoel dat de mens, die een mens is van geest, meer dan van materie, over de geslachten heen geleid wordt door een ingeboren drang die hem doet evolueren, en dit neemt Max Wildiers over van Teilhard de Chardin, naar een toenemende gecompliceerdheid en een toenemend bewustzijn. De stap die Spinoza zette en ons vergastte op de bestaande verwevenheid van God en Kosmos is er een duidelijk teken van.
En wat ons, de mens betreft, zegt Teilhard ‘que nous sommes axe et flêche de l’évolution’[2]. Wat betekenen zou, dat wij de aslijn zijn langs waar de universele geest zich manifesteert en dit in een stijgende complexiteit, een steeds grotere spirituele bewogenheid, een steeds hechtere integratie in het kosmisch gebeuren, steeds gaande in een onomkeerbare richting gesymboliseerd door de pijl van Teilhard.
[1] T.S.Eliot: ‘Four Quartets’, ch. 2, vers 189. [2] Teilhard de Chardin, ‘Prologue du phénomène humain’.
|