Je herkauwt zaken die je vroeger al hebt gezegd. Het kan niet dat je in de voorbije jaren niet zou gesproken hebben noch over Christian de Duve, noch over Georges Lacroix, schrijvers die je nauw aan het hart liggen, die je geest besprenkeld hebben met hun woorden en waar je die van vele anderen en van jezelf hebt aan toegevoegd, en dit alles, nu de humus vormt van wat je blijft verkondigen, je weinig nog hernieuwend maar terugkerend naar wat er reeds geschreven staat.
Je volgt aldus het spoor van dat ros patertje van de ‘Vier Seizoenen’, Antonio Vivaldi, die liever een nieuw concerto schreef dan wat hij reeds geschreven had te gaan kopiëren. Maar dit zal wel zo zijn voor elke schrijver of componist verder te schrijven in de stijl die de zijne is dan te hernemen wat hij reeds had opgetekend. Het is wat je opmerkt bij Mahler, als er een componist is die je onmiddellijk herkent dan is het Mahler, je ruikt hem van ver aan het optreden van de instrumenten, aan de vermenging van de klanken, aan de vele kleureffecten die hem eigen zijn. Zo ook moeten zij die jou regelmatig opzoeken en je lezen geraakt worden door jouw manier van schrijven, de plaats van de hulpwerkwoorden bijvoorbeeld, de structuur van je zinsbouw, dit alles en nog andere eigenaardigheden moeten bij jou herkenbaar zijn; zoals dit ook het geval is, voor de onderwerpen die je gisteren en eergisteren hebt uitgebazuind, een soort van gezang - onder de Menenpoort – gebracht door andere spelers, in een ander pak gekleed, met andere instrumenten maar steeds eenzelfde ‘Last Post’ herhalend, een Last Post die voor jou duidelijk draait en keert om wat je denkt God te zijn. En dat je verdedigt, dat je verantwoordt met te zeggen dat het, het enige waardevolle is waar je over schrijven wilt en kunt, waar je ook mee bezig bent, in welke richting ook je schrijft en dat, wat je ook verkondigt, de grondtoon ervan immer het probleem God is, wie Hij is en wat Hij is en hieraan gelieerd wat er was vóór het Universum er was en hieraan gebonden, wat er is van de mens in het Universum, welke zijn rol is die hij hier te vervullen heeft en of hij er wel een heeft; of hij hier niet, zoals Monod het meent te weten hier gekomen is, toevallig, zoals een winnend lot in Monte Carlo.
Vragen gesteld door de zoekende mens, die je bent, die zich even goed zou kunnen beperken tot commentaar op wat er gebeurt om hem heen en, er naast, zelf zaken, gebeurtenissen en personages zou kunnen beginnen uitvinden die dan op hun beurt besproken zouden worden, in vergelijking tot het fictieve fenomenale door anderen gebracht. Een soort geschrijf over menselijke handelingen die de grond van het leven niet raken, zelfs niet benaderen maar enkel de oppervlakkigheid van het bestaan behandelen.
Neen, men begrijpe, dat in de loop der jaren, en er zijn er nu al enkele, zich een wereld heeft gevormd die hij niet meer verlaat of kan verlaten, al wou hij wel, als hij elke mogen, zoals nu, vóór het licht van de nieuwe dag – nu steeds later en later - opkomt, hij neerzit om te gaan schrijven, zelden wetend waarover, maar eens zijn eerste zin er is, hij verder de loop van zijn gedachten maar te volgen heeft om uit te komen, zoals hij reeds herhaaldelijk schreef, op een plaats waar hij niet verwachtte uit te komen. Een lange zin die maakt dat de zin die zich aan het vormen was terwijl hij deze hier neer schreef, verloren ging, zoals er zovele zinnen verloren gaan in een leven. Zinnen die wel ooit eens terug zullen komen als de tijd er voor gekomen is. De geest van de mens een eindeloos vat van gedachten zijnde.
|