Ik lig met drie boeken naast mij: de kwatrijnen van Omar Khayyân -het boek dat ik daarna op zijn rek ga plaatsen - en twee andere, meer waardevolle werken: ‘L’Art de l’Islam’ van Titus Burckhardt en ‘An introduction to Arab poetics’ van Adonis.
Uit het eerste werk citeer ik een kwatrijn dat veelzeggend genoeg is en duidelijk beschrijft wat de volgeling van Mohammed, dan toch de mannelijke, te wachten staat eens hij de ogen voor goed gaat sluiten, hij, tenminste kan dus vertrekken in grote verwachting:
On dit qu’au Paradis des filles aux yeux noirs / du vin pur et du miel seront matin et soir / il n’y a donc à boire et aimer nulle honte / puisque tel est notre destin en fin de compte.[1]
(Degenen die mijn blog van 22 augustus hebben opgevolgd en het betoog van Koenraad Elst over het/de fatwa uitgesproken over Urbain Vermeulen hebben opgezocht en gelezen, weten welke kwaliteiten Urbain Vermeulen toekent aan de man in de Arabische wereld, de belofte die hen door Mohammed werd gedaan wat de hemel betreft, ligt in de verlenging van de ‘hoedanigheden’ die ze hier op aarde bij uitstek beoefenen.)
Wat 'ons' daarentegen te wachten staat is minder expliciet, ons wordt het eeuwige leven beloofd, waarover we het gissen hebben wat dit betekenen zou en wellicht om deze reden door velen herleid wordt tot de holte van het niets. De nieuwgekomenen vrezen dus niet dat eens ze het land van de ongelovigen binnen trekken, hun voorrechten wat de hemel betreft - een rijke met wijn en ‘halal’ gevulde tafel en bediend door mooie, jonge, beloftevolle meiden/maagden - zullen opgeheven worden en dat ze het zullen moeten stellen met de hemel die van ons is.
Een tweede werk is dit van Arabische schrijver die zich Adonis noemt. En waarin ik val op een zin die ik, een tijd geleden al, bij een vorige lezing, met potlood heb onderlijnd:
‘In the language, poetry and thought are fused into a unity of consciousness, in such a way that thought seems to emanate from the poetry like perfume from a rose. This characteristic is embodied in the metaphorical structure of the expression.’[2]
Om diverse redenen ben ik gelukkig dit te lezen omdat ook voor mij de metafoor een wapen is dat ik maar al te graag gebruik en door heel wat schrijvers wordt omhelsd. Een vriend stuurde me onlangs een van zijn zeegedichten met als hoofding ‘Horizon’:
Ik kijk naar de zee / de golven, het strand / en die zachte ruimte / aan de horizonlijn. / Met gedempte ogen / zie ik dat blauw gordijn / met die witte glimp, / van wat altijd wijkend / en stil zal zijn.
En à propos, hoe verwerk ik dit, hoe lees ik wat er geschreven staat, wel ik gis:
jij die me leest, weet hoe goed ik me voel hier, met die ruimte van strand en golven levend tot in mij, ik me verlengend tot aan de horizon, tot in de verre luchten, blauw, gedempt met wit, uitdeinend tot in het oneindige en toch onbeweeglijk. Ik, dit almles overschouwend.
En dan is er Titus Burckhardt in zijn schitterend werk over de kunst van de Islam.[3]. Ik kan uit dit immense werk dat met veel liefde en inzicht geschreven werd, tal van belangrijke passages halen die de waarde ervan en de grootheid van de Arabische als Islamitische kunst duidelijk onderlijnen, maar dit ware onbegonnen werk. Ik wens alleen maar over te nemen wat hij zegt over het Arabisch als schrift in vergelijking tot het Chinese:
‘Les caractères chinois s’étalent verticalement, de haut en bas; ils imitent le mouvement d’une théogonie descendant du ciel sur la terre. L’écriture arabe elle progresse horizontalement, sur le plan du devenir, mais elle va de la droite, champ de l’action, vers la gauche, région du cœur. Elle décrit donc un mouvement allant de l’extérieur vers l’intérieur. Les lignes successives d’un texte sont comparables à la trame d’un tissu. En fait le symbolisme de l’écriture s’apparente à celui du tissage et se réfère comme lui à la croix des axes cosmiques.’
Waarom nu deze blog, over drie schrijvers, waarom, na mijn vrees over de toekomst van onze westerse beschaving te hebben uitgesproken, waarom nu uit te weiden over werken die het positieve van de islam op het voorplan schuiven?
Wel omdat het een realiteit is, dat er vertrekkende van uit de Arabische kunst van voor Mohammed en de Islamitische die er in de eerste eeuwen is uit ontstaan, op het gebied van de bouwkunst als van de literatuur, een grote verrijking is tot stand gekomen waar we met grote ogen naar opzien en dat deze in schril contrast staat met het beeld dat de fanatieke islam voor het ogenblik aan het uitdragen is en ons de stuipen op het lijf jaagt, want de tijd dat de kunstenaar het recht had zich te baseren op wat de profeet gezegd zou hebben: ‘God is schoon en hij houdt van schoonheid’ is van eeuwen geleden. Vandaag is het meer dan duidelijk dat er uit de islam een ras is opgestaan dat er op uit is, ons en de wereld te veroveren, en we zouden, geen racist mogen zijn?
[1] Omar Khayyâm (mort en 1072) ‘Quatrains’ Choix de poèmes traduits du persan par Vincent Monteil, Ed. Sindbad, Paris 18 (Quatrain 124)
[2] Adonis, ‘An introduction to Arab poetics’ waarin tal van passages onderlijnd werden – ik kocht het op 13.04.1993 in Al Sadi books, London, pag 70.
[3] Titus Burckhardt: ‘L’art de l’islam, Langage et signification’, Sindbad, Paris, 1983
|