‘Philosophy is dead’, zegt Steven Hawking, in een VRT interview, maar voegt er (voorlopig) niet aan toe waarom hij de filosofie voor dood verklaart? Is het omdat er niet meer moet gefilosofeerd worden, noch over het leven, noch over vanwaar we komen, omdat we nu weten van de stof van sterren te zijn, niets meer dan een stukje kosmos?
Ik hoor het misschien morgen als het interview verder loopt, of ik hoor het nooit en is het aan mij om voor mezelf de reden te zoeken waarom de filosofie, het nadenken over de denkende mens die we zijn, overbodig geworden is en te aanvaarden dat enkel het doorgronden van het kosmisch gebeuren van belang is, én bij leven, én bij verdwijnen wanneer we terug opgenomen worden in de staat waarin we verkeerden voor we op aarde gekomen zijn en dat dit doorgronden de enige vorm is van wat filosofie zou kunnen zijn[1].
‘Philosophy is dead’. Het is niet meer de zin van het leven die we zoeken, het is een zoektocht in de diepte naar wat er fysisch is en leeft achter en binnenin de dingen en hoe, wat er daar is, er gekomen is en hoe het zich gedraagt zoals het zich gedraagt, hoe het geordend ligt zoals het er is: alles, atomen en sterrenstelsels, innig met elkaar verweven, te innig opdat het niet zou opvallen. En het is deze innigheid in het verweven zijn, en dit zijn mijn woorden, waarvan men – dan toch Hawking - de formule kennen wil, in cijfers uitgedrukt. Eens men deze kent is alles geweten wat er geweten kan en kent men, zegt Hawking, de gedachten van God. Wat ik toch voorbarig vind.
Ondertussen is er wat nu gebeurt in alle hevigheid, worden we in het westen overspoeld, niet door aanhangers van Lao Tseu of Confucius, niet door boeddhisten of hindoes, dit zou ons heel wat minder zorgen baren, maar door volgelingen van Mohammed, die op vele plaatsen elkaar aan het uitmoorden zijn met de koran in de hand, wat totaal, totaal verschillend is. Het zijn vluchtelingen voor de oorlog zegt men, meestal jonge mannen – hopelijk zitten er geen IS voorposten in - maar het zijn vluchtelingen van een speciale soort van het soort van Allah en daar hebben we, hun houding tegenover de niet-volgelingen van Allah kennende, problemen mee. Vandaag eigenlijk nog niet, ze zijn nog niet in slagorde, maar eens ze gevestigd zullen zijn, eens ze terug gegroepeerd zullen zijn in hun vrijdaggebed wordt het, het verhaal van de kikker en de schorpioen en versmachten ze ons, gelovers in de vrijheid van meningsuiting, met hun koranieke wetten, de ongelovigen die we voor hen zijn.
Zo worden we - ik dan toch - geconfronteerd met twee werelden, deze die zich aan het vormen is in de schaduw van de westerse beschaving en dankzij de welwillendheid van deze beschaving, en deze die de wereld is van het onzichtbare, de wereld die Steven Hawking – en hij weze er voor geprezen en gesteund - uit de onzichtbaarheid wil halen.
Het ‘filosoferen’ over de eerste wereld is voor mij een rem voor het beleven van de tweede. Dit was het geval vandaag en morgen zal ik het nog niet vergeten zijn.
[1] In ‘Black Holes and Baby Universes, essays’, Bantam Books 1993, schrijft Hawking over de filosofen: ‘They are still worrying about the foundations of quantum mechanics that were laid down sixty-five years ago. They don’t realize that the frontier of physics has moved on’. En, wat hij noemt ‘how one can understand the universe, what is the status and meaning of a grand unified theory, a ‘theory of everything’(pag.40), weet hij dat ‘the people who ought to study and argue such questions, the philosophers, have mostly not had enough matematical background to keep up with modern developments in theoretical physics. (pag.35)
|