Zal ik, na de 236 blogs die ik dit jaar reeds schreef, bij machte zijn om er, tenminste si Dieu me prête vie, nog 129 aan toe te voegen om hiermede, 2015 te vervolledigen, is een vraag die ik me maar al te dikwijls stel om er geen zorg mee te hebben.
Voor vandaag echter is er een oplossing in de maak, ik heb om verder te gaan, een zin uit mijn dagboek gehaald van 23 augustus 1999, een zin van een Perezische filosoof en poëet Djelal ud din Rumi (XIIIde eeuw), die ik toen plukte uit ‘La Quête de l’Absolu’, een lijvig boek - ik deed het ondertussen cadeau aan mijn kleindochter Gwendoline die filosofie studeert aan de Universiteit van Lausanne - dat bestaat uit 'met elkaar verweven verhalen, metafysische bespiegelingen en hoge vluchten van lyrische inspiratie', aldus Google:
Le corps est semblable a une femme enceinte de l’enfant qu’est l’esprit. La mort est la douleur de l’accouchement. Après la vie corporelle, l’esprit retourne au monde invisible qui est son origine.
Of deze zin te vinden is in de koran vermoed ik niet, de koran vertelt dergelijke zaken niet, haalt die diepte aan gedachten niet. Maar ik, ik kan er mee leven en er goed mee leven want het is een zin waarvan ik de betekenis reeds ettelijke malen op mijn manier en met mijn woorden heb aangehaald. Ik weet echter dat niet alle vrienden, dat niet alle lezers van mijn woorden, hiermede akkoord gaan, maar ik blijf dit paradigma herhalen en onderlijnen met de zeggingskracht die me eigen is. Heb de essentie ervan onlangs nog neergezet, denkend aan mijn meester, T.S.Eliot: ‘in my end is my beginning’. En nu ik hem bind aan deze van Rumi, is er wel één zin die meer hoop uitstraalt?
Zes woorden, twintig letters, een filosofie voor het leven, te tatoeëren over de palm van je rechterhand, over de hartlijn heen. Een tatoeage die je doorgeeft als het merkteken van je bestaan, als de krachtlijn van je optreden in het leven, telkens je een hand drukt.
Wie volgt me hierin, wie neemt deze stelling op, om ze te verdedigen en te verspreiden, het hoofd geheven, de blik helder, snijdend als een mes: ‘in mijn einde is mijn begin’ of, mijn bestaan begint met mijn heengaan; om ze af te zetten op je schild als een bescherming tegen de dood die je wacht, is het niet vandaag het zal morgen zijn, het zal het volgend jaar zijn of het daaropvolgende. De enige zekerheid die we hier hebben in dit dal van vreugden en van tranen, dit dal van hoop en groot leven.
|