De Standaard van 22 & 23 augustus pubiceert, in bewerkte versie, een bijdrage uit het NRC Handelsblad van Herman Vuijsje (socioloog en publicist die onomwonden verklaart dat de invasie van toeristen op alle mooie plekken (die hij ken) onhoudbaar is geworden. ‘Straks zijn ze allemaal op’ weet hij ons te melden. Hij haalt het probleem aan – hij vermeldt er heel wat andere - van de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela en schrijft
‘in 1989, toen ik zelf de tocht ondernam, arriveerden er krap 6.000 pelgrims in Santaigo. In 2009 waren er 150.000, dit jaar wordt het kwart miljoen alicht overschreden. Voor de authentieke pelgrimservaring kan die toevloed niet bevorderlijk zijn. De massaliteit staat op gespannen voet met de stilte, eenzaamheid en inkeer die de pelgrims zoeken’
Het kan, wel, maar ik denk dat het eerder het exploot is, zoals de beklimming van de Mont Ventoux, dat gezocht wordt en niet zo zeer de pelgrimstocht naar een heiligdom, zoals het in de middeleeuwen gebruikelijk was
Vuijsje vermeldt natuurlijk heel wat andere plaatsen waar de toevloed van toeristen dermate is dat alle schoonhied van die plaats verloren is, waar ik eigenlijk weinig mee te maken heb. Ik ben zo weinig toerist mogelijk, ben het trouwens weinig geweest. Ik heb geen nood, nimmer gehad trouwens, om plaatsen te bezoeken die hoog op de verlanglijsten staan van zij die aan toerisme doen en kwam ik er toch terecht dan wist ik dat ik er de massa zou ontmoeten die we elders niet zullen vinden. En ook, wat heeft een plaats nodig om mooi te zijn, de plaatsen vermeld in zijn bijdrage zullen wel mooi zijn voor hem, maar zijn ze ook mooi voor anderen?
Ik kan hem dus wel volgen in zijn betoog, maar ik ben vandaag geen toerist meer, ik ben er eigenlijk nooit een geweest. Heb me beperkt tot een paar grote reizen in het buiteland omdat de gelegenheid zich aanbood, maar de maand verlof die ik had, bracht ik in augustus door in de Valais met de famlilie, en meer bepaald in de Val d’Anniviers meestal in de dorpen hetzij Zinal, hetzij Grimentz, soms, heel sporadiusch St.Luc. Dit waren voor mij de plaatsen die, niet alleen mooi waren, maar vooral de plaatsen waar ik me goed voelde samen met de familie en met de vele vrienden die ik er kende. Ik was er geen toerist, ik was er, van het eerste uur dat ik er toekwam tot het laatste uur van mijn verblijf, iemand van het dorp, nam er deel aan de festiviteiten van het dorp, ging er naar de zondagsmis – wat ik hier zelden doe – leefde er hun leven. Zo gebeurde het dat ik de plaatsen geciteerd door Herman Vuijsje nauwelijks ken, maar ik begrijp en aanvaard, als ik zijn tekst doorneem dat hij gefrustreerd terugkeert naar de plaatsen die hij bij een eerste bezoek als zeer mooi had ervaren.
Ik schrijf dit, gezeten in de schaduw van de bomen, een prachtige rij Italiaanse kaarsrechte populieren aan de vijver van vrienden, Johan en Annie S. , terwijl de aarde met hoge snelheid, wentelend haar baan omheen de zon aflegt. Ik schrijf dit in een lange ruk van de hand over het blad – ik zal het later overnemen op mijn pc – tot ik bemerk dat ik met mijn plaats (op aarde) in volle zon gekomen ben en ik opschuiven moet daar waar het zachte, koele ruisen is van de wind in de wilgen. Ik ben er nog alleen, de vrienden komen later, maar het is een vreugde er te zijn, want het is voor mij meer dan een mooie plaats als is ze maar wat vijver met wat bomen er omheen, ze is een plaats van rust en stilte. Ik zit er en ik schrijf in mijn dagboek van 2013 dat ik opzij had geschoven omdat mijn dagboek mijn blog geworden was – en ook mijn geschift bijna onleesbaar geworden - al spijt het me nu, niet het geschrift maar het dagboek gelaten te hebben.
En wat de mooie plaatsen betreft ken ik er voldoende waar de ‘massaliteit’ toeristen niet op afkomt. Het zijn plaatsen van de geest en ik noem de Highlands van Schotland niet alhoewel het had gekund omwille van het landschap en, waarom niet, de whisky trail; maar ik ken er tal van andere waar ik nu aan denk, de romaanse kerken van Tornus, van Orcival, de abdij van Le Thoronet of van Fontenay en vele andere ver afgelegen of heel dichtbij, maar het zijn plaatsen die ik mooi heb gevonden in de eerste plaats omdat het oorden van de geest waren, plaats waar ik verrijkt ben uit weggegaan een rijkdom die ik vandaag nog bezit en hoog in mijn vaandel draag. Al zijn er ook andere die me verrijkt hebben omfdat ze een gedicht opbrachten of een stukje proza.
Om deze laatste reden ban ik Herman Vuijsje dankbaar, zonder zijn bijdrage had ik vandaag niet geweten waarover te schrijven.
|