‘Soms vind ik het abstractieniveau van de verzen te zeer gecondenseerd en zou ik verkiezen dat u concretere realia toelaat tot wat u schrijft. Maar uw teksten zijn zeker niet onbenullig.’
Kreeg ik te horen over een bundel verzen die ik voorgelegd had ter recensie. Ik kon niet anders dan het advies dat me gegeven werd te aanvaarden, mijn abstractieniveau is wel degelijk te ruim, is slopend voor de lezer. Ik ben er me van bewust maar het dringt niet door tot mijn manier van schrijven eens ik begin aan een nieuwe tekst van, och arme, vijfhonderd woorden. Ik zit vastgegroeid in mijn systeem en kom er niet meer van los. Zo gebeurt het dat ik blijf schrijven in het ijle, en wat erger is ik heb noch de moed het anders te doen, noch om er mee te stoppen en te verdwijnen in de anonimiteit.
Ik heb dus een groot probleem en een uitweg zie ik niet toch niet, nu de dag die zich sluit, in een zekere zin, een mislukking was en ik thans aan het schrijven ben vertrekkende van uit een soort van patstelling. Ontmoediging is mijn deel, niet alleen omwille van de zin waarmee ik begonnen ben, maar omdat alles dof en donker is, klankloos en mijn vooruitzichten een tunnel zijn zonder een zichtbare opening op het einde, alsof er geen einde zou zijn.
Ik doe er best aan hier te stoppen, de nacht in te gaan en te wachten op de merel en het morgenlicht.
|